wk 10: les 4 (grammatica les 4)

Vrijdag 11 maart - V1a

  • Grammatica: woordsoorten
  • Aan de slag!
  • Lapbook inleveren







timer
10:00
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vrijdag 11 maart - V1a

  • Grammatica: woordsoorten
  • Aan de slag!
  • Lapbook inleveren







timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

Vorige lessen heb je...
...geleerd hoe je de pv, het wwg, ond en lv kunt vinden.

Slide 2 - Diapositive

Deze les ga je...
...de woordsoorten herhalen.

Slide 3 - Diapositive

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Korte woorden die een persoon aangeven
Wat je doet, wat er gebeurt
Kan voor 'de kast' of 'de vakantie'
De, het, een
Geeft bezit aan
Mensen, dieren, planten, dingen
Zegt iets over het ZN

Slide 4 - Question de remorquage

0

Slide 5 - Vidéo

Over welke woordsoorten
ging dit liedje?
A
zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
B
werkwoorden
C
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
D
voorzetsels

Slide 6 - Quiz

Woordsoorten

Slide 7 - Diapositive

Woordsoortbenoeming
Benoem alle woorden. Kies uit:
lw, znw, bnw, ww, pers vnw, bez vnw, vz

De lieve leerlingen van v1a maken een lapbook op school.  

Hij levert zijn opdracht in.

Slide 8 - Diapositive

Woordsoortbenoeming
Benoem alle woorden. Kies uit:
lw, znw, bnw, ww, pers vnw, bez vnw, vz

De lieve leerlingen van v1a maken een lapbook op school.  
lw - bnw - znw - vz - znw - ww - lw - znw - vz - znw
Hij levert zijn opdracht in.
Pers vnw - ww - bez vnw - znw - vz

Slide 9 - Diapositive

Aan welk woordsoort denk je?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
voorzetsel
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 10 - Quiz

Peter rijdt op een elektrische fiets.
A
znw-ww-vz-lw-bnw-znw
B
bnw-ww-vz-lw-bnw-znw
C
znw-ww-pers vnw-lw-bnw-znw
D
znw-bnw-vz-lw-bnw-znw

Slide 11 - Quiz

De jongen geeft de vaas aan zijn moeder.
Wat is het voorzetsel?
A
vaas
B
aan
C
zijn
D
moeder

Slide 12 - Quiz

De lieve man van haar is verhuisd naar Amerika.
A
lw - bez vnw - znw - vz - pers vnw - ww - ww - vz - zn
B
lw - bnw - znw - vz - bnw - ww - ww - vz
C
lw-bnw-znw-vz-pers vnw-ww-ww-vz-znw
D
lw - bnw - znw - vz - bnw - ww - vz - znw

Slide 13 - Quiz

Stel je niet zo aan!

Wat is het werkwoord
A
stel
B
niet
C
stel aan
D
aan

Slide 14 - Quiz

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quiz

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Wat zijn de bezittelijk voornaamwoord(en)?

Mijn opa zegt elke dag dat hij van ons houdt.
A
mijn-ons
B
ons
C
mijn
D
mijn-hij

Slide 17 - Quiz

Aan de slag!
Lapbook afmaken en 'tentoonstellen' op je tafel.

Iedereen klaar?
  • Loop een rondje door de klas
  • Maak een top 3 van beste lapbooks (de BESTE, dus niet de mooiste)

Slide 18 - Diapositive

Einde van deze les

Slide 19 - Diapositive