H1: herhalen woordsoorten (H oefenen) + vwo: vnw bw

- Nakijken huiswerk

- Vervolg havo: herhalen woordsoorten

- Vervolg vwo: herhalen woordsoorten, uitleg vnw bw en betr vnw mi.a.

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

- Nakijken huiswerk

- Vervolg havo: herhalen woordsoorten

- Vervolg vwo: herhalen woordsoorten, uitleg vnw bw en betr vnw mi.a.

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

HV

- Je kunt hoofd- en bijzinnen van elkaar onderscheiden.

- Je herhaalt alle woordsoorten van klas 2 havo/vwo (zie stencil).

V: je leert nog twee nieuwe woordsoorten:

- voornaamwoordelijk bijwoord

- betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent


Slide 2 - Diapositive

Nakijken huiswerk
Kijk opdracht 4 en 5 na met het antwoordboekje.

Slide 3 - Diapositive

Herhalen woordsoorten

- lw
- znw 
- bnw 
- vz 
- ww: hww, zww en kww 
- pers. vnw. 
- bez. vnw. 
- wederkerend vnw. 
- wederkerig vnw.


- vragend vnw.

- aanwijzend vnw.

- betrekkelijk vnw.

- onbepaald vnw.

- hoofdtelwoord: bepaald en onbepaald

- rangtelwoord: bepaald en onbepaald

- voegwoord: onderschikkend en nevenschikkend

- bijwoord

Slide 4 - Diapositive

Herhalen woordsoorten

- lw = de, het, een (hoort bij een znw)
- znw = mensen, dieren, dingen, planten en namen
- bnw = zegt iets over een znw (de lieve hond - de hond is lief)
- vz = kast- en oorlogswoorden (in, naast, met, na, vanwege etc.)
- ww: hww, zww en kww 
hww = helpt een kww of zww om de zin kloppend te maken
zww = belangrijkste werkwoord in een zin met een wwg (ond. doet iets)
kww = belangrijkste werkwoord in een zin met een nwg (ond. is iets) - ZWaBBeLS+HDV

Ik word 16 jaar.
Ik ben 16 jaar geworden.

Dit weekend heeft Kipchoge een record gelopen.

Slide 5 - Diapositive

Herhalen woordsoorten

- pers. vnw.
= verwijst naar een persoon of zaak (ik, jullie, wij, het)
- bez. vnw.
= geeft een bezit aan (haar tas, mijn boek, die fiets is de jouwe)
- wederkerend vnw.
= een persoon wordt nog een keer genoemd (tip: verander het ond. naar 'hij' en het wederkerend vnw. verandert mee naar 'zich')
- wederkerig vnw. = elkaar, mekaar, elkander

Slide 6 - Diapositive

Herhalen woordsoorten
- vragend vnw. = wie, wat, welk(e), wat voor een?
- aanwijzend vnw. = die, deze, dit, dat -->
- betrekkelijk vnw. = verwijst terug naar een antecedent die, dat, wie, wat <--
- onbepaald vnw.: verwijst naar een vaag iets of iemand (niet, iets, niemand, men, elk, iedereen)
- hoofdtelwoord: bepaald en onbepaald
geeft een hoeveelheid aan (bepaald = precies, bij onbepaald weet je de hoeveelheid niet)
- rangtelwoord: bepaald en onbepaald
geeft een plaats in een rij aan (podiumwoorden)

- voegwoord = plakt twee zinnen aan elkaar (nevenschikkend plakt twee hoofdzinnen aan elkaar, onderschikkend een hoofd- en bijzin)
- bijwoord
- zegt iets over een ww (snel typen)
- zegt iets over een bnw (heel leuk truitje)
- zegt iets over een bw (heel erg leuk truitje)
- geeft een plaats aan (hier, daar, links)
- geeft een tijd aan (nu, soms, plotseling)
- alle andere vraagwoorden (waar, hoe, wanneer)
- prullenbak (hoe, wel, ook, toch, nauwelijks)

Slide 7 - Diapositive

Herhalen woordsoorten

Havo: maken opdracht 7 en 8

Vwo: uitleg voornaamwoordelijk bijwoord en betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent


Slide 8 - Diapositive

Voornaamwoordelijk bijwoord

- Bestaat uit twee delen 


Deel 1: bijwoorden (er, hier, waar, daar)

Deel 2: voorzetsel (in, aan, op, mee, naast)


Wat zijn dit voor woorden dan?

erheen, hiernaartoe, waarop 


Slide 9 - Diapositive

Voornaamwoordelijk bijwoord

- De delen kunnen zich ook opsplitsen in een zin


Daar kun je niet veel uit afleiden.

Wil je me daar nog even over inlichten?


Slide 10 - Diapositive

Wat weet je nog van het
betrekkelijk voornaamwoord?

Slide 11 - Carte mentale

Betrekkelijk voornaamwoord m.i.a.

Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst terug naar een woord, groep woorden of zin dat ervoor staat (= antecedent).


Waar is de hond die hij geweldig vond?


Er kan ook sprake van zijn dat het antecedent er niet voor staat, maar dat het bij het voornaamwoord ingesloten is.

Slide 12 - Diapositive

Betrekkelijk voornaamwoord m.i.a.

Tip

Kun je wie of wat vervangen door degene die of dat wat?

Dan heb je te maken met een betr. vnw. m.i.a.


Wat je mij hebt verteld, zal ik geheimhouden.

Wie de wedstrijd wint, is nummer één!

Slide 13 - Diapositive

Huiswerk

Havo: maken opdracht 7 en 8

Vwo: maken opdracht 11 t/m 13


Slide 14 - Diapositive