Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
De kransslagaders zijn...
A
Aftakkingen van de aorta
B
Aftakkingen van de longslagader
C
Aftakkingen van de longader
Slide 1 - Quiz
Waar in het hart zit de pulmonalisklep?
A
Tussen de linkerkamer en de aorta
B
Tussen de rechterboezem en de rechterkamer
C
Tussen de rechterkamer en de longslagader
Slide 2 - Quiz
Met welk onderzoek kan je hartfalen aantonen?
A
Echo cor
B
Enkel-arm index
C
ECG
Slide 3 - Quiz
Wat is arteriosclerose?
A
De vaatwand wordt slapper door degeneratie
B
Het aantal elastische vezels in de vaatwand neemt af
C
Vettige stofhechten zich aan de binnenkant van de bloedvaten
Slide 4 - Quiz
Wat is de diastolische druk?
A
De druk op de vaatwanden tijdens het samentrekken van het hart
B
De druk op de vaatwanden na het sporten
C
De druk op de vaatwanden tijdens het ontspannen van het hart
Slide 5 - Quiz
Wat is de functie van de AV-knoop?
A
Hier ontstaan de impulsen die het hart laten samentrekken
B
Deze zorgt ervoor dat de boezems samentrekken
C
Deze zorgt ervoor dat de boezems de tijd krijgen om goed leeg te persen
Slide 6 - Quiz
Welke aders komen in de rechter boezem?
A
De bovenste holle ader, de longaders en de kransaders
B
De longaders, de onderste holle ader en de kransaders
C
De bovenste holle ader, de kransaders en de onderste holle ader
Slide 7 - Quiz
Wat zit er NIET in serum en wel in plasma?
A
Witte bloedlichaampjes
B
Rode bloedlichaampjes
C
Fibrinogeen
Slide 8 - Quiz
Van welk tekort in de weefsels is er sprake bij ischemie?
A
koolstofdioxide
B
zuurstof
C
voedingsstoffen
Slide 9 - Quiz
Kriebelhoest is een symptoom van hartfalen. Welke vorm van hartfalen is dit?
A
Linker harthelft
B
Rechter harthelft
Slide 10 - Quiz
Wat is de oorzaak van angina pectoris?
A
De kransslagader is afgesloten ten gevolge van atherosclerose
B
De aorta is vernauwd ten gevolge van atherosclerose
C
De kransslagader is vernauwd ten gevolge van atherosclerose
Slide 11 - Quiz
Hoe moet je handelen bij astma cardiale met ernstige dyspnoe?
A
Patiënt plat leggen
B
Patiënt vocht toedienen
C
Patiënt in rechtop zittende houding
Slide 12 - Quiz
Wat is tachycardie?
A
Hoge hartfrequentie
B
Lage hartfrequentie
C
Hartritmestoornis
Slide 13 - Quiz
Boezemfibrilleren is minder gevaarlijk dan kamerfibrilleren.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Voetballer Bas Dost, van NEC,is vorige week onwel geworden tijdens een wedstrijd tegen AZ. Dit werd veroorzaakt door een ontsteking van zijn hartspier. Wat is de medische benaming van deze ziekte?
A
Endocarditis
B
Myocarditis
C
Pericarditis
Slide 15 - Quiz
Een verschijnsel van een longembolie is
A
Plotseling stoppen met ademen, blauwe huidskleur
B
Bradycardie en benauwdheid
C
Tachycardie en pijnlijke, snelle ademhaling
Slide 16 - Quiz
Wanneer schrijft een arts ACE-remmers voor?
A
Bij hypertensie
B
Bij hypotensie
C
Bij angina pectoris
Slide 17 - Quiz
Wat is de beste omschrijving van petechien?
A
Speldenknopgrote rode puntbloedinkjes
B
Onderhuidse bloeduitstorting
C
Wonden aan de onderbenen door perifeer vaatlijden.
Slide 18 - Quiz
Wat is kenmerkend voor leukemie?
A
Sterk vergroot aantal bloedplaatjes
B
Sterk vergroot aantal witte bloedlichaampjes
C
Sterk vergroot aantal rode bloedlichaampjes
Slide 19 - Quiz
Wat is de hoofdoorzaak van een ulcus cruris?
A
Oedeem in de onderbenen
B
Slecht functionerende bloedvaten
C
Verwoning door bijvoorbeeld stoten en vallen
Slide 20 - Quiz
Welke bloedgroep heeft geen antistof A en geen antistof B in het bloedplasma?
A
A
B
B
C
AB
D
O
Slide 21 - Quiz
Wat is ablatie?
A
De arts shokt het hart zodat het weer gaat werken
B
De patiënt krijgt een intensieve kuur met hartmedicatie.
C
De arts blokkeert bepaalde elektrische prikkels.
Slide 22 - Quiz
Bij welke aandoening werken de kleppen van de aderen niet meer goed?
A
varices
B
hypertensie
C
claudicatio intermittens
Slide 23 - Quiz
Wanneer spreken we over een veneuze trombose?
A
Trombose in een ader van onderbeen. We spreken dan van een trombosebeen.
B
Trombose in een slagader van onderbeen. We spreken dan van een trombosebeen.
C
Trombose in de bovenste holle ader. Dit kan leiden tot een herseninfarct of hartinfarct.
D
Trombose in de aorta. Dit kan leiden tot een herseninfarct of hartinfarct.
Slide 24 - Quiz
Oorzaak van claudicatio intermittens is:
A
perifeer arterieel vaatlijden (PAV)
B
myocard infarct
C
instabiele angina pectoris
D
arteriële embolie
Slide 25 - Quiz
Kenmerken van anemie zijn:
A
vermoeidheid en bleekheid
B
koorts en bleekheid
C
te langzame hartslag en koorts
D
verhoogde infectiegevoeligheid
Slide 26 - Quiz
Alleen als de moeder resusnegatief is bestaat er het risico op het krijgen van een resusbaby.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 27 - Quiz
Wat zul je bij rechtsdecomensatie meestal zien?
A
Benauwdheid door vocht in de longen
B
Veneuze trombose in het onderbeen
C
Oedeem, met name in de benen
Slide 28 - Quiz
Cijfer?
Via de link op de volgende pagina kan je zelf je cijfer bereken