K4 Duits basisgrammatica (6, 7)

1 / 22

Slide 1: Diapositive

DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

La durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute?

1. Herhalen Modalverb können

2. Uitleg Modalverb müssen

3. Uitleg persoonlijk voornaamwoord

4. Uitleg voorzetsels bei, von, zu, mit

5. maken extra stencil puzzel

6. Maken + nakijken groene boekje

opdracht 14 zin 11 t/m 18

Slide 2 - Diapositive

Vergelijk

Bij een modaal werkwoord in het Duits:

Enkelvoud (ich, du, er/sie/es) verandert de klinker (können - ich kann
Ich + er/sie/es krijgen geen uitgang (ze zijn daardoor hetzelfde) --> ich, er,sie,es kann

Slide 3 - Diapositive

modaal werkwoord 'können':

ich kann -

du kann st

er/sie/es kann

===================================================

wir könn en

ihr könn t

sie/Sie könn en

Slide 4 - Diapositive

müssen - moeten

ich muss -
du musst enkelvoud
er/sie/es muss -

==========================================================
wir müssen
ihr müsst meervoud
sie. müssen

Sie müssen

Slide 5 - Diapositive

Vulde juiste vorm van het werkwoord

müssen in.

1. Ich .................. dringend auf die Toilette.

2. Meine Schwester ................... wirklich weg?

3. Wir .................. zuerst etwas essen.

4. Karl .............. zuerst noch Hausaufgaben machen.

5. Wenn es Ihnen schlecht geht, ................ Sie ins Bett gehen.

6. Wenn die Ampel (=stoplicht) rot zeigt, ............... wir warten.

7. Du ................. einmal mit deiner Lehrerin sprechen.

8 Inge ............... ihre Kleidung selbst kaufen.

Slide 6 - Diapositive

het persoonlijk voornaamwoord

Das Personal Pronomen

Slide 7 - Diapositive

jij

hij

zij (ev)

=======================

wij

jullie

zij (mv)

ich

sie (ev)

=======================

wir

ihr

sie (mv)

Sie (beleefdheidsvorm)

Slide 8 - Diapositive

onderwerp meewerkend/lijdend voorwerp

ik mij

jij jou

hij hem

zij haar

wij ons

jullie jullie

zij hen

u u

Slide 9 - Diapositive

voorzetsels

mit

bei

von

Slide 10 - Diapositive

voorzetsels vertaling

mit met

bei bij

von van, door

zu naar (bij personen)

Slide 11 - Diapositive

Na het voorzetsel mit, bei, von en zu verandert het persoonlijk voornaamwoord:

Ich bin Lisa. Mit mir kannst du gut shoppen.

Wir haben das nicht erzählt. Von uns hast du das nicht gehört.

Slide 12 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord na mit,

ich ik

du jij

er hij

sie (ev) zij

wir wij

ihr jullie

sie (mv) zij

Sie (beleefdheidsvorm) U

zu, bei en von:

mir mij

dir jou

ihm hem

ihr haar

uns ons

euch jullie

ihnen hen

Ihnen u

Slide 13 - Diapositive

3e naamval

ich mir

du dir

er ihm

sie + mit, bei, von, zu ihr

wir uns

ihr euch

sie ihnen

Sie Ihnen

Slide 14 - Diapositive

- Ich würde gerne mit ................ ins Kino gehen. (jij)

- Ich duurde gerne mit dir ins Kino gehen.

1. Gehst du mit .............. in die Eisdiele? (ik)

2. Ist das Buch von ................ (jij)

3. Ich gehe heute Abend zu ............... (hij)

4. Lukas möchte bei .................. sitzen. (zij mv)

5. Er sitzt mit ................ in einer Konditorei (zij ev)

Slide 15 - Diapositive

vertaal de woorden tussen haakjes

1. (bij hen) .................... melden wir uns als Aushilfe.

2. Ich finde es sehr cool, (met jou) ............ zusammen

arbeiten

3. Ich möchte (bij U) ............. im Geschäft arbeiten.

4. Lukas möchte (bij jullie) ................... sitzen.

Slide 16 - Diapositive

Was machen wir heute?

1. herhalen voorzetsels + persoonlijke

voornaamwoorden 3e naamval

2. uitleg werkwoord wissen

2. maken + nakijken herhalingsstencil

3. Leren Grammatik.

Slide 17 - Diapositive

voorzetsels

mit

bei

von

Slide 18 - Diapositive

voorzetsels vertaling

mit met

bei bij

von van, door

zu naar (bij personen)

Welke naamval hebben deze voorzetsels?

Slide 19 - Diapositive

wissen - weten

ich weiß -
du weißt enkelvoud
er/sie/es weiß -

==========================================================
wir wissen
ihr wisst meervoud
sie. wissen

Sie wissen

Slide 20 - Diapositive

Leren werkwoord können en müssen

+ voorzetsels mit, bei, von en zu

Slide 21 - Diapositive

bis nächstes mal

Slide 22 - Diapositive