Klas 3 week 14 les 1

                    Lesdoelen (buts) 


Je leert woorden die te maken hebben met eten en drinken en iets bestellen in een restaurant
Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar  Naslag - Arrêt Chapitre 5
Voca & Phrases-clés B
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

                    Lesdoelen (buts) 


Je leert woorden die te maken hebben met eten en drinken en iets bestellen in een restaurant
Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar  Naslag - Arrêt Chapitre 5
Voca & Phrases-clés B
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- Ken ik de Franse signaalwoorden t.b.v. tekstbegrip en leesvaardigheid




Volg de LessonUp in eigen tempo

Slide 2 - Diapositive

Leesvaardigheid 
Signaalwoorden

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Important! Signaalwoorden!
Handig om die te kennen, want ze geven structuur aan de tekst. De antwoorden op vragen over de tekst staan vaak in de buurt van de signaalwoorden (zie de vorige vraag...). 
Ze kunnen een reden aangeven, of een tegenstelling, een voorbeeld, een opsomming, een doel etc. 
We gaan ermee oefenen in de volgende dia.

Slide 5 - Diapositive

parce que
mais
pourtant
par exemple
si
par contre
donc
ensuite
bref
en plus
daarentegen
dus
bovendien
omdat
kortom
vervolgens
toch
bijvoorbeeld
maar
als

Slide 6 - Question de remorquage

Wat geeft het signaalwoord POURTANT aan?
A
gevolg
B
oorzaak
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 7 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
Je ne sors pas ..... il pleut.

A
pourtant
B
donc
C
parce qu'
D
par contre

Slide 8 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
J'ai fait mes devoirs, .... je n'ai pas de bonnes notes
A
par exemple
B
pourtant
C
bref
D
en plus

Slide 9 - Quiz

Kies het passende signaalwoord:
D'abord j'ai embrassé ma mère, ..... mon père
A
ensuite
B
si
C
mais
D
donc

Slide 10 - Quiz

Vul het passende signaalwoord in:
J'ai fait mes exercices, j'ai appris le vocabulaire, ..... je suis bien préparé!
A
en plus
B
parce que
C
par contre
D
bref

Slide 11 - Quiz

0

Slide 12 - Vidéo

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 13 - Diapositive

Leer/les-doelen behaald?
Zo niet, noteer in TTS Planagenda

Slide 14 - Diapositive

à la prochaine!
;

                              
                              les déchets dans la poubelle
                              

                              restez à ta place jusqu'à 59/29
Samen zorgen we voor een fijne werkplek in het lokaal!

Slide 15 - Diapositive