1e klas 1F Theorie + opdrachten HWW + ZWW
1 / 12
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welk werkwoord heeft een duidelijke betekenis?
A
hebben
B
zullen
C
studeren
D
worden
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Wat is het ZWW?
De klas oefent vaak voor het toneelstuk.
De klas oefent vaak voor het toneelstuk.
Slide 7 - Question ouverte
Wat is het ZWW?
De klas heeft goed geoefend voor de toets.
De klas heeft goed geoefend voor de toets.
Slide 8 - Question ouverte
Wat is het ZWW?
De klas heeft de afgelopen week goed moeten oefenen voor de toets.
De klas heeft de afgelopen week goed moeten oefenen voor de toets.
Slide 9 - Question ouverte
Noteer HWW's:
De klas heeft de afgelopen week goed moeten oefenen voor de toets.
De klas heeft de afgelopen week goed moeten oefenen voor de toets.
Slide 10 - Question ouverte
Noteer ZWW:
De aap viel uit de boom, omdat hij door een slang werd gebeten.
De aap viel uit de boom, omdat hij door een slang werd gebeten.
