VWO 3 2024-01-17 H6 paragraaf 1 deel 3 + par 2 deel 1

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welkom

Ga rustig zitten!

Pak je pen, schrift, boek en rekenmachine erbij.

Als het stil is kunnen we beginnen

Programma van vandaag

• Uitleg
• Gemaakte huiswerk, bespreken opdracht 4 en 5
• Aan de slag met huiswerk
• Quiz

Uitleg

Je luistert en maakt aantekeningen in stilte

Heb je vragen, steek dan je vinger op!

Welvaart

Welvaart: 

• de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien

• Dus hoe meer behoeften je kunt vervullen, hoe meer welvaart je hebt. 
• De welvaart van iemand is laag als weinig van zijn behoeften worden vervuld (ook als die persoon erg rijk is).
• Welvaart van iemand is hoog als bijna al zijn behoeften worden vervuld (ook als die persoon weinig bezittingen heeft).

Verschil Welvaart en Welzijn

• Welvaart = de mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien. Dat kan voor iedereen anders zijn.

• Welzijn = de mate waarin je je gelukkig voelt

Productie en consumptie kunnen externe effecten hebben.

Een externe effect is een onbedoelde bijwerking van productie of consumptie die de welvaart van een ander dan de veroorzaker beïnvloedt.

Bij een positief extern effect neemt de welvaart van de externe partij toe.

Bij een negatief extern effect daalt de welvaart van de externe partij.

Voorbeelden externe effecten

• negatief extern effect is ‘milieuvervuiling bij productie’. Door de milieuvervuiling van een producent daalt de welvaart van anderen.
  
  
• negatief extern effect is het vandalisme rond voetbalwedstrijden. De kosten van politie, de kosten van het opruimen van rommel en de schade die ontstaat zijn allemaal niet in prijs van de kaartjes meegenomen.
  
  
• Het meeluisteren naar de muziek van je buren als je in de tuin zit kan zowel positief als negatief zijn. Als je het rotmuziek vindt is het negatief. Het wordt echter een positief extern effect als je het leuke muziek vindt.

Je gaat 1 minuut in stilte zelfstandig nadenken over voorbeelden van positieve en negatieve externe effecten van een muziekfestival.

Na 1 minuut overleg je (ook weer 1 minuut) met degene die naast je zit 

Dus niet degene die voor of achter je zit! 

De overheid grijpt in

Om negatieve externe effecten te beperken, grijpt de overheid in, door:

  

       - Accijns                                               - Subsidie

       - Belasting                                           (ontvang je van de overheid)

Collectieve sector

Collectieve sector zorgt:

• de productie van de     overheid
• de sociale zekerheid

toepassing: solidariteitsbeginsel.

Collectieve sector wordt betaald van:

• belastinggeld
• sociale premies

Lagere overheden

• Provincie
• Gemeente
• Waterschap

Gemaakte huiswerk, 

bespreken opdracht 4 en 5

Opdracht 4a

• Bij P = 20 ligt het evenwicht tussen vraag en aanbod. Daar kruisen de vraag- en aanbodlijn elkaar.

Opdracht 4b

• Bij P = 20 is het aantal DVD's 3.000. Dus 3.000 consumenten.

Opdracht 4c

• Bij P = 40 is het aantal DVD's 2.000. Dus 2.000 consumenten.

Opdracht 4d

• Het aantal consumenten is 2.000.
• Wat ze besparen is € 40 - € 20 per consument.
• In totaal 2.000 * € 20 = € 40.000

Opdracht 4e

• Bij P = 60 is het aantal DVD's 1.000. Dus 1.000 consumenten.

Opdracht 4f

• Veel consumenten hadden een veel hogere prijs willen betalen. 
• Ze profiteren van de ruil van € 20 in ruil voor de dvd.

Opdracht 5a

• Bij P = 60 is het aantal DVD's 1.000. Dus 1.000 consumenten.

Opdracht 5b

• De prijs is veel hoger. 
• Er zijn maar weinig consumenten die een hogere prijs hadden willen betalen. Veel consumenten haken af, omdat ze deze prijs niet willen betalen.

Opdracht 5c

• De welvaart van de consument is gedaald.
• Consumenten kunnen minder producten kopen.

Opdracht 5d

• Bijvoorbeeld: bij P = 40 is het aanbod ongeveer 800. Deze 800 (van de 1.000) stuks worden dus ook bij een lagere prijs aangeboden. 
• De aanbieders van deze 800 stuks profiteren nu dus van de hogere prijs van € 60.
• Deze aanbieders hadden het product ook tegen € 40 willen verkopen, dat is een voordeel van € 20.

Huiswerk voor de volgende keer        .

	Je gaat huiswerk maken in de les!
Wat	Lezen: Hfdst. 6 Par 2. blz. 183 -185, maken: opdrachten 6 t/m 9. Lezen: Hfdst. 6 Par 3, Blz. 186 en 187, Maken: opdrachten 1 t/m 5
Hoe?	1. De eerste 10 minuten ga je i n stilte en zelfstandig de opdrachten maken. 2. Na 10 minuten kun je overleggen met degene die naast je zit.
Tijd?	tot ongeveer vijf minuten over 9.
Hulp?	Kijk in het boek, vraag je buurman of buurvrouw of steek je vinger op. Je praat dan zachtjes.
Opbrengst?	Je oefent met de lesstof van hoofdstuk 6.
Ben je eerder klaar?	Dan ga je zachtjes aan het werk voor een ander vak.

Quiz

Je maakt de vragen zelfstandig, 

zonder overleg met andere leerlingen!

Een extern effect betekent dat

1. Iemand last heeft van geluidsoverlast
2. Iemand een lelijk uitzicht heeft
3. Iemand een effect ervaart zonder er voor te hebben betaald
4. Iemand een effect ervaart door er voor te betalen

Negatieve externe effecten .....

1. zijn slecht voor het milieu
2. leiden tot stijging maatschappelijke kosten
3. zorgen voor daling producentensurplus
4. verhogen welvaart

Externe effecten zijn altijd negatief

1. Juist
2. Onjuist

Wat is geen voorbeeld van een extern effect?

1. Rommel na het concert in de ZiggoDome
2. Bouw van een nieuw stadsplein waar mensen lekker kunnen zitten
3. Rommel na een wedstrijd van FCT buiten het stadion
4. Uitstoot van de fabriek van Tata-steel

Is een school onderdeel van de collectieve sector

1. ja
2. nee

Wie betaalt mee aan de collectieve sector?

1. niet betlastingbetalers
2. Belastingbetalers

Dijken horen bij de collectieve sector

1. Juist
2. Onjuist

Welke overheid behoort niet tot de lagere overheid?

1. het Rijk
2. de provincies
3. de gemeente

Hoe noem je de belasting die de overheid heft om negatieve externe effecten te beperken?

1. BTW
2. Inkomensbelasting
3. Accijns
4. Vermogensbelasting

Welke overheid behoort niet tot de lagere overheid?

1. het Rijk
2. de provincies
3. de gemeenten
4. de waterschappen

Wat wil de overheid bereiken als zij door een ingreep in de markt de aanbodlijn van B naar A wil laten verschuiven?

1. Het beperken van externe effecten
2. het stimuleren van externe effecten

In de volgende les wil ik graag:
uitleg over / opgaven maken over...

Tot woensdag

Huiswerk:

Hfdst. 6 Par 2

Lezen: blz. 183 -185

maken: opdrachten 6 t/m 9

Hfdst. 6 Par 3

Lezen: Blz. 186 en 187

Maken: opdrachten 1 t/m 5