Wat vind jij de belangrijkste informatie in deze tekst?
Slide 8 - Question ouverte
Waarover gaat de tekst op blz. 38?
Slide 9 - Question ouverte
Waarom is het handig om hoofd- en bijzaken te herkennen?
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Waar gaat de tekst over? ( Tip; kijk naar titel, inleiding, tussenkopjes)
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Hoofdzaak of bijzaak? Zin 1: Het hoofd van de plaatselijke brandweer heeft vaak gevreesd voor zijn leven.
Zin 2: ‘Vorige week liep ik in een brandend huis, toen er opeens een deel van het plafond naar benden kwam dat me op een haar naar miste.'
A
Beide zinnen zijn hoofdzaken
B
Beide zinnen zijn bijzaken
C
Zin 1 = hoofdzaak / zin 2 = bijzaak
D
Zin 1 = bijzaak /zin 2 = hoofdzaak
Slide 16 - Quiz
Hoofdzaak of bijzaak? Zin 1: Veel oudjes met een smartphone zien door de bomen het bos niet meer. Zin 2: Het is voor ouderen niet eenvoudig om te weten welke apps handig zijn en welke niet.
A
Beide
zinnen zijn hoofdzaken
B
Zin 1 = bijzaak / zin 2 = hoofdzaak
C
Beide zinnen zijn bijzaken
D
Zin 1 = hoofdzaak / zin 2 = bijzaak
Slide 17 - Quiz
Belangrijk
Als je alle hoofdzaken opschrijft, maak je een goede samenvatting!
Slide 18 - Diapositive
Zelf aan de slag
Wat?
Werk aan les 17: vraag 5 t/m 11 op blz. 38 en 39
Hoe?
Lees de opdrachten en probeer de antwoorden te vinden.
Klaar?
Lezen uit je leesboek
Tijd?
30 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?
Slide 19 - Diapositive
Wat zijn hoofd- en bijzaken? Benoem het verschil.
Slide 20 - Question ouverte
Is dit een hoofd- of een bijzaak?
Mars, Twix Snickers, Bounty en M&M's eet ik graag.
A
hoofdzaak
B
bijzaak
Slide 21 - Quiz
- Ik weet wat een hoofdzaak en een bijzaak is. (R)
- Ik kan zinnen met hoofdzaken en zinnen met bijzaken van elkaar onderscheiden. (T1)
- Ik kan uitleggen waarom zinnen in een tekst hoofdzaken of bijzaken zijn. (T2)
- Ik kan de hoofdzaken uit een korte tekst samenvatten in één zin. (I)