04. Taal Thema 1 week 1 les 4 directe/indirecte rede
1 / 38
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Welke zin staat in de directe rede
A
De minister zegt dat hij moe is.
B
Hij vraagt of hij mag vertrekken.
C
De voorzitter zegt: 'U kunt gaan.'
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
WAT IS ONS LESDOEL?
Slide 6 - Question ouverte
Slide 7 - Diapositive
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 8 - Quiz
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 9 - Quiz
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 10 - Quiz
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Vidéo
De boze stiefmoeder vroeg aan de spiegel: 'Wie is de mooiste van het land.'
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 13 - Quiz
De spiegel antwoordde: "U bent de mooiste van het land."
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 14 - Quiz
"Breng Sneeuwwitje naar het bos en dood haar!" sprak de boze koningin.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 15 - Quiz
De jager zei tegen Sneeuwwitje dat ze ver weg moest lopen.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 16 - Quiz
De dwergen vroegen verbaasd: "Wie heeft er soep voor ons gekookt?“
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 17 - Quiz
Sneeuwwitje zei dat zij dat had gedaan.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 18 - Quiz
De dwergen riepen dat ze er erg blij mee waren.
A
directe rede
B
indirecte rede
Slide 19 - Quiz
Welke zin staat er in de DIRECTE rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.
Slide 20 - Quiz
Welke zin staat in de INDIRECTE rede?
A
Simon zegt:'Ik heb geen zin meer!'
B
'Ben je daar eindelijk!', roept Henk
C
Vader fluistert: 'Ik heb een verrassing voor je.'
D
Ik vertel haar dat ik de tekening mooi vind.
Slide 21 - Quiz
Welke zin is helemaal juist?
A
Iza vraagt:'mag ik een ijsje?'
B
Iza vraagt: Mag ik een ijsje?
C
Iza vraagt:'Mag ik een ijsje?'
D
Iza vraagt: 'Mag ik een ijsje'?
Slide 22 - Quiz
Welke zin is helemaal juist?
A
Ik roep: Kijk uit!
B
Ik roep: 'Kijk uit.'
C
Ik roep:'Kijk uit!'
D
Ik roep 'Kijk uit!'
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Diapositive
Wat is de juiste directe rede bij de zin?
A
Ik vraag: "Gaan we het journaal kijken?"
B
Ik vraag "Gaan we het journaal kijken?"
C
Ik vraag: gaan we het journaal kijken?
Slide 25 - Quiz
Wat is de juiste indirecte rede bij de zin?
A
Juf zegt: we gaan stemmen.
B
Juf zegt dat we gaan stemmen
C
Juf zegt of we gaan stemmen.
Slide 26 - Quiz
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Zet de zin in de indirecte rede.
Lisanne zegt: ‘Ik ga pannenkoeken eten.’
Slide 29 - Question ouverte
Zet de zin in de indirecte rede.
Rami zegt: ‘Ik ga zwemmen.’
Slide 30 - Question ouverte
Slide 31 - Diapositive
Slide 32 - Diapositive
Zet de zin in de directe rede.
Karim vraagt of het bijna pauze is.
Slide 33 - Question ouverte
Slide 34 - Question ouverte
Slide 35 - Question ouverte
Slide 36 - Question ouverte
Wat is de juiste directe rede bij de zin?
A
Hij zegt "Ik heb geen mening."
B
Hij zegt: "Ik heb geen mening."
C
Hij zegt: Ik heb geen mening.
