Meervoud A1

Het meervoud
Eén is enkelvoud
Twee of meer is meervoud
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Het meervoud
Eén is enkelvoud
Twee of meer is meervoud

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Voet - voeten

Zo maak je het meervoud:
één voet - twee voeten
één wang - twee wangen
één arm - twee armen
één tand - tien tanden
Je maakt het meervoud vaak met -en

Slide 3 - Diapositive

Wat is het meervoud van
'het papier'?
A
de papieren
B
de papiers

Slide 4 - Quiz

Wat is het meervoud van
'de leerling'?
A
de leerlinggen
B
de leerlingen

Slide 5 - Quiz

Wat is het meervoud van
'de leerkracht'?
A
de leerkrachtten
B
de leerkrachten

Slide 6 - Quiz

Wat is het meervoud van
'de plant'?
A
de planten
B
de plantten
C
het planten
D
het plantten

Slide 7 - Quiz

Wat is het meervoud van bord?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het meervoud van taart?

Slide 9 - Question ouverte

Let op woorden met een korte klank!
één pan - vier pannen
één lip - twee lippen
één zus - vijf zussen
één bed - drie bedden
Heeft het enkelvoud een klinker met daarna één medeklinker?
Je schrijft het meervoud met twee medeklinkers.
Het enkelvoud en het meervoud hebben een korte klank. 

Slide 10 - Diapositive

Wat is het meervoud van mat?
A
maten
B
matten

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van hal?
A
hallen
B
halen

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van kip?

Slide 13 - Question ouverte

5.6 Been - benen, huis - huizen
Heeft het enkelvoud twee dezelfde klinkers met daarna één medeklinker? Eén klinker gaat weg in het meervoud. Het enkelvoud en het meervoud hebben een lange klank.
één been - twee benen
één oog - twee ogen
één muur - vier muren
één raam - vijf ramen 

Slide 14 - Diapositive

Wat is het meervoud van
'de schaar'?
A
de schaaren
B
de scharren
C
de scharen

Slide 15 - Quiz

wat is het meervoud van
de muur

Slide 16 - Question ouverte

wat is het meervoud van:
kool
A
de kollen
B
de kolen
C
kollen
D
kolen

Slide 17 - Quiz

wat is het meervoud van:
de boon
A
bonen
B
bonnen
C
de bonen
D
de bonnen

Slide 18 - Quiz

Let op! Heeft het enkelvoud twee klinkers of een ij ?
- Is de laatste letter een f ? Je schrijft het meervoud met een v.
één neef - twee neven
één vijf - vijf vijven 

- Is de laatste letter een s ? Je schrijft het meervoud met een z :
één huis - vier huizen
één prijs - drie prijzen 

Slide 19 - Diapositive

Wat is het meervoud van brief?

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het meervoud van straat?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is het meervoud van doos?

Slide 22 - Question ouverte

Wat is het meervoud van school?

Slide 23 - Question ouverte

5.10 Dokter - dokters
Soms maak je het meervoud anders. Heeft een woord twee of meer lettergrepen? Na -e, -el, -en en -er schrijf je een -s in het meervoud.
één meisje - twee meisjes
één sleutel - twee sleutels
één jongen - drie jongens
één dokter - vier dokters

Slide 24 - Diapositive

Wat is het meervoud van vinger?

Slide 25 - Question ouverte

Wat is het meervoud van winkel?

Slide 26 - Question ouverte

Wat is het meervoud van ijsje?

Slide 27 - Question ouverte

Wat is het meervoud van badkamer?

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het meervoud van oven?

Slide 29 - Question ouverte

Hebben jullie nog vragen?

Slide 30 - Question ouverte