2.8 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 2.8 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 2.8 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 69 en ook je schrift. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Terugblik
Welke drie manieren hebben we geleerd om de persoonsvorm te vinden in een zin?

Als je een lange klank hoort, hoeveel medeklinkers schrijf je dan?
En als je een korte klank hoort?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel klankgroepen heeft het woord appel
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel klankgroepen heeft het woord: winkelstraat
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord is juist geschreven
A
Lantaarnpalen
B
Lantaarnpallen

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk woord is juist geschreven?

A
Konijnenrenen
B
Konijnenrennen

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoor je een korte klank, een lange klank of beiden?
Panter
A
korte klank
B
lange klank
C
beiden

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoor je een korte klank, een lange klank of beiden?
Olifant
A
Korte klank
B
Lange klank
C
Beiden

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Lesdoel
Tijdens deze les leer je:
  • Hoe je een werkwoord in de tegenwoordige tijd op de goede manier kan spellen. 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Instructie

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Instructie
Maar wat als de ik-vorm al eindigt op een -t?

Bijvoorbeeld bij het woord snuiten of het woord karten.
Wat zou je dan moeten doen?

Slide 12 - Diapositive

Leerdoelen
- Je kent de regel voor het verlengen van woorden met een lange klank en één medeklinker aan het eind. 
- Je kunt deze regel toepassen op veelvoorkomende woorden.
5. Begeleid inoefenen
Kloppen
Mengen
Koken
Enkelvoud
Ik
Klop
Meng
Jij/u
Klopt
hij/zij/het

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de ik-vorm van het werkwoord:
trekken
A
Ik trek
B
Ik trekk

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de hij-vorm van het werkwoord: Fluiten
A
Hij fluitt
B
Hij fluit

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de zij-vorm van het werkwoord: Knippen
A
Zij knip
B
Zij knipt

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de ik-vorm van het werkwoord: slapen
A
Ik slaap
B
Ik slap

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig of in tweetallen opdracht 24 en 25.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna ga je in stilte lezen. 
timer
1:00

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

7. Evaluatie
Hoe zie je of een zin in de tegenwoordige tijd staat?

Wat schrijf je bij ik?
En bij jij, u, hij, zij en het?

Huiswerk:
Woensdag 4 november
2.8 opdr 24 en 25


Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions