Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
bijvoeglijke bijzin / betrekkelijk voornaamwoord
Slide 1 - Diapositive
Een bijvoeglijke bijzin is geen zinsdeel, maar een zinsdeelstuk, net als een gewone bijvoeglijke bepaling. Waar of niet waar?
timer
1:00
Slide 2 - Question ouverte
Noteer uit de hierna volgende zinnen alle bijvoeglijke bepalingen en bijvoeglijke bijzinnen. Zet erbij bij welk woord ze horen. Bijvoorbeeld: lieve = bijv.bep > kitten
Slide 3 - Diapositive
De enorme feesttent die gisteren op het plein is neergezet, is vannacht door de storm omvergeblazen.
Slide 4 - Question ouverte
Helaas heb ik de vriend aan wie ik mijn trainingsjack had uitgeleend, al een lange tijd niet meer gezien
Slide 5 - Question ouverte
Na woorden als alles, enige, niets en veel gebruik je het betrekkelijk voornaamwoord […]. Vul in!
Slide 6 - Question ouverte
Kies het juiste verwijswoord.
In de krant las ik dat het bedrijf [dat|wat] zich vorig jaar op het industrieterrein vestigde, nu al gaat uitbreiden.
Slide 7 - Question ouverte
Kies het juiste verwijswoord. De klant had zowel zijn portemonnee als zijn pinpas niet bij zich, [dat|wat] de winkelier nogal vervelend vond.
Slide 8 - Question ouverte
Neem de betrekkelijke voornaamwoorden uit de zinnen over. Zet erachter wat het antecedent is.
Mijn opa schonk zijn schilderijen aan een museum, dat enkele stukken meteen tentoonstelde.
Slide 9 - Question ouverte
Neem de betrekkelijke voornaamwoorden uit de zinnen over. Zet erachter wat het antecedent is.
Brutale inbrekers in Antwerpen hebben vanuit rioolbuizen een gang gegraven die midden in een ruimte met bankkluisjes uitkwam.
Slide 10 - Question ouverte
Maak nu zelf een zin met daarin twee bijv.bep, een bijv.bijzin en een lv-zin.