A2: Scheidbare werkwoorden

Scheidbaar werkwoord


Tanja lacht deze hond uit

uitlachen (высмеивать, смеяться над...)
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Scheidbaar werkwoord


Tanja lacht deze hond uit

uitlachen (высмеивать, смеяться над...)

Slide 1 - Diapositive

Het scheidbare werkwoord



uitlachen      =   lachen  +  uit

scheidbaar             werkwoord + voorzetsel
werkwoord

Slide 2 - Diapositive

Wat is een scheidbaar werkwoord?
Een scheidbaar werkwoord heeft 2 woorden:
een werkwoord en een ander woord. Meestal is dit een voorzetsel.

schoonmaken = schoon  + maken 
     opruimen     = op             + ruimen
       nadenken   = na             + denken

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Noem 3 scheidbare
werkwoorden

Slide 5 - Carte mentale

Hoe gebruik je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst wie. Dan het werkwoord. 
Het andere woord staat altijd op de laatste plaats in de zin:
Ik             maak        de keuken         schoon.                                                   Wij         denken   eerst                    na
MAAR:
Ik               moet         vandaag            schoonmaken
Wij           hebben     eerst                   nagedacht

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive


Wat is correct?
A
Ik uitlach hem niet
B
Ik lach uit hem niet
C
Ik lach hem niet uit

Slide 10 - Quiz

снимать

Wat is correct?
A
Ik trek mijn jas uit
B
Ik uittrek mijn jas
C
Ik trek uit mijn jas

Slide 11 - Quiz

вставать

Wat is correct?
A
Jullie opstaan om 8 uur.
B
Jullie staan op om 8 uur.
C
Jullie staan om 8 uur op.
D
Jullie op staan om 8 uur.

Slide 12 - Quiz

убирать

Wat is correct?
A
Ik schoonmaak de keuken
B
Ik maak de keuken schoon.
C
Ik maakschoon de keuken.
D
Ik schoon de keuken maak.

Slide 13 - Quiz

одевать

Wat is correct?
A
Ik trek mijn nieuwe jas aan.
B
Ik aantrek mijn nieuwe jas.
C
Ik aan trek mijn nieuwe jas.
D
Ik trek aan mijn nieuwe jas.

Slide 14 - Quiz

Maak zelf een zin met deze werkwoorden:

Slide 15 - Diapositive





Hard gewerkt!

Goed gedaan!
Молодцы!

Slide 16 - Diapositive