Les 1 periode 2 Schrijven (Korte teksten 3F)

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Inschrijving examens Nederlands
1. CE lezen en luisteren 3F

inschrijven via Eduarte

2.  Nederlands schrijven 3F

inschrijven via Eduarte

Slide 2 - Diapositive

In de beroepspraktijk ga je allerlei teksten schrijven, zoals e-mails, memo's, instructies en artikelen. Het is daarom belangrijk om hier mee te oefenen. Zo word je vaardig in schrijven.

SCHRIJVEN is één van de 4 examens die je gaat voltooien voor het vak Nederlands.

Slide 3 - Diapositive

Leerdoel

Ik weet waar ik op moet letten bij het schrijven van korte teksten. 

Slide 4 - Diapositive

Memo
Kort briefje met feitelijke info.
Gebruik je vaak na een telefoontje.
Logische volgorde.

Slide 5 - Diapositive

Goede memo 

Slide 6 - Diapositive

voorwaarden goede memo
* Informatie moet duidelijk en volledig zijn. 
wie, wat, waar, waarom, wanneer, hoe (5w +h vragen)
* Kort en krachtig  
* Gebruik een opvallende titel of slogan.

Slide 7 - Diapositive

Duidelijke memo? 



Duidelijke memo? 

Slide 8 - Diapositive

Duidelijke memo? 



Duidelijke memo? 
wie 
wat 
waar
wanneer
waarom

hoe? 

Slide 9 - Diapositive

Instructie
* Duidelijke titel ( het onderwerp) 
 * Uitleg in stappen; begin met werkwoord
* Beschrijf eventueel bij een stap het resultaat
* Gebruik nummers of dots en daarnaast signaalwoorden 
* Gebruik afbeeldingen

Slide 10 - Diapositive

taalverzorging bij het examen Schrijven

   * grammatica
   * spelling
   * werkwoordspelling
   * stijl
   *woordkeus / zinsbouw

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

Vul in:
Dit is .......... patiënt, niet die van .......... .
A
jouwn, mij
B
jouw, mijn
C
jouw, mij
D
jou, mijn

Slide 13 - Quiz

En nu?
Deze patiënt is van .........., niet van .......... .
A
mij, jouw
B
mijn, jouw
C
mijn, jou
D
mij, jou

Slide 14 - Quiz

spelling 
aaneenschrijven, trema's, accenten, koppeltekens, hoofdletters, meervoudsvormen

Slide 15 - Diapositive

Daarom is het van belang dat er een nieuwe .......... komt op de afdeling.
A
koffie-automaat
B
koffieautomaat
C
koffie automaat
D
koffiëautomaat

Slide 16 - Quiz

hoofdletter(s)
geen hoofdletter
kerstmis
mevrouw
zuid-limburg
iphone
pvda
pepsi
engelse drop
u
christelijk 
vista

Slide 17 - Question de remorquage

Wat is de juiste vervoeging?
De burgemeester heeft mijn e-mail nog niet .......... .
A
beantwoordt
B
beantwoord
C
beantwoort

Slide 18 - Quiz

werkwoordspelling
persoonsvorm, tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid deelwoord, infinitief (= hele werkwoord), sterk / zwak

Slide 19 - Diapositive

Wat is de juiste vervoeging?
Meneer De Jong .......... morgen naar Alkmaar.
A
verhuist
B
verhuisdt
C
verhuisd

Slide 20 - Quiz

Stijl 

als/dan, zij/hun/hen en andere stijlfouten

Slide 21 - Diapositive

Welke zijn juist?
Ik zal uw nummer ..... .
A
opschrijven
B
opnoteren
C
noteren

Slide 22 - Quiz

Vul het juiste woord in.
Jeanny geeft ..... de juiste oplossing.
A
hen
B
hun
C
zij

Slide 23 - Quiz

Vul het juiste woord in.
..... kennen deze collega niet.
A
Hun
B
Hen
C
Zij

Slide 24 - Quiz

woordkeuze / zinsbouw

Slide 25 - Diapositive

Wat is juist?
A
naar aanleiding van
B
na aanleiding van

Slide 26 - Quiz

extra opdracht
Ga op onderzoek uit in Teams > kanaal Nederlands > bestanden > spelling

Laat de docent via chat weten wat je mist aan theorie of oefenstof!

Slide 27 - Diapositive

Tot volgende keer!!

Slide 28 - Diapositive