Spelling, paragraaf 5, bijvoeglijk naamwoord, met of zonder n?

Socialiseren
Pak je leesboek, Lesboek , pen en schrift. 


timer
5:00
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Socialiseren
Pak je leesboek, Lesboek , pen en schrift. 


timer
5:00

Slide 1 - Diapositive

         Bijvoeglijk naamwoord en
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Vandaag 

  • Uitleg bijvoeglijke naamwoorden en oefenen 
  • Filmpje stoffelijk bijvoeglijk naamwoord en oefenen
  • Uitleg voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord en oefenen
  • Huiswerk 



Slide 3 - Diapositive

Lesdoel
  •  Je kan werkwoordspelling toepassen (ook van Engelstalige werkwoorden). 

  • Je weet wat een bijvoeglijk naamwoord is en wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is.

  • Je kan een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.


Slide 4 - Diapositive

Ik weet nu al wat een bijvoeglijk naamwoord is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Sondage

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.   

De blauwe schoen.


Slide 6 - Diapositive

Dian schreef een keurige mail.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
schreef
B
een
C
keurige
D
Dian

Slide 7 - Quiz

Het oude huis staat op een berg.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
oude
B
berg
C
staat
D
huis

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Vidéo

Wat zijn voorbeelden van stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
A
Lieve, drukke, mooi
B
Ijzeren, gouden, wollen

Slide 10 - Quiz

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
  • Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt van welk materiaal het zelfstandig naamwoord gemaakt is. Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord eindigt op -en. 

Een zilveren ring


Uitzondering: Als het bewerkt materiaal is, schrijf je alleen het woord.
De tas is van plastic.
Het is een plastic tas. Dus geen plasticEN tas. 

    Slide 11 - Diapositive

    Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden NIET op -en:
    Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden WEL op -en:

    Slide 12 - Diapositive

    Welke woorden zijn stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden?
    A
    blauw, hard en scherp
    B
    licht, oude en vieze
    C
    stalen, leren en kantoenen

    Slide 13 - Quiz

    Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
    A
    Glazen
    B
    Natte
    C
    Papieren
    D
    Stalen

    Slide 14 - Quiz

    Wat zijn 2 stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
    A
    mooie en vieze
    B
    papieren en vieze
    C
    rode en gouden
    D
    kunststof en katoenen

    Slide 15 - Quiz

    Wat is geen stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
    A
    riet
    B
    wol
    C
    goud
    D
    ovaal

    Slide 16 - Quiz

    1. Een gouden kettinkje.
    2. De drukke hond.
    In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
    A
    Zin 1
    B
    Zin 2

    Slide 17 - Quiz

    Wij hebben thuis een eiken tafel en een rieten dak. Wat zijn stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
    A
    Thuis en dak
    B
    Eiken en rieten
    C
    hebben en tafel

    Slide 18 - Quiz

    Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
    Je kunt ook een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
    Het eten is aangebrand
     Het aangebrande eten.

    Je schrijft het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord zo kort mogelijk.

    Slide 19 - Diapositive

    Het schilderij is gestolen.
    Het ... schilderij.

    Slide 20 - Question ouverte

    Het huis is afgebrand.
    Het ... huis.

    Slide 21 - Question ouverte

    Zelfstandig aan het werk B/K
    Wat
    Cursus 7, Spelling, paragraaf 5, 
    met of zonder n?, opdracht  1 t/m 5.
    Hoe
    1. zelf = stil    (10 min)
    2.= fluisteren, alleen met je naaste buur     ( 10 min)
    Hulp
    vraag /hand opsteken 
    Tijd
    20 minuten 
    uitkomst
    niet af= huiswerk voor volgende les
    Klaar
    ander vak/     maak de puzzel /
    timer
    20:00

    Slide 22 - Diapositive

    Dat was het!
    Tot de volgende keer :-)

    Slide 23 - Diapositive

    Huiswerk kader 3
    Paragraaf 4.8 Spelling
    Opdracht: 2, 4abc, 5, 6abc, 7




    Slide 24 - Diapositive

    Huiswerk basis 3
    Paragraaf 4.8 Spelling
    Opdracht: 3,4,6, 8a

    Slide 25 - Diapositive

    Feedback voor mij
    Ga je naar je camera en scan deze code

    Slide 26 - Diapositive