2.8 spelling herhaling

2.8 Spelling
Pak je laptop/ schrift/ boek/ pen
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

2.8 Spelling
Pak je laptop/ schrift/ boek/ pen

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het einde van de les...

  • hoe je de verleden tijd van een werkwoord goed spelt;

  • hoe je het meervoud schrijft van woorden op -ie en -ee.

Wat zijn zwakke en sterke werkwoorden? 

Slide 2 - Diapositive

Welk werkwoord is NIET zwak?
A
botsen
B
vliegen
C
varen
D
staren

Slide 3 - Quiz

V.t. van 'fietsen'
=
A
fietsen
B
fiettsen
C
fietsten
D
fietsden

Slide 4 - Quiz

V.t. van 'halen'
=
A
haalten
B
haaldden
C
haalden
D
halden

Slide 5 - Quiz

Om te weten of er -te(n) of -de(n) achter een ww komt, kijk je naar de...
A
stam
B
ik-vorm
C
hij/zij/het/jij-vorm
D
wij-vorm

Slide 6 - Quiz

Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden krijgen de standaardregel: 
stam + de(n) of stam + te(n)

Stam = infinitief - en
Staat de laatste letter in x't kofschip? + te(n)
Staat de laatste letter NIET in x't kofschip? + de(n)
Wij-vorm = + n

Slide 7 - Diapositive

Wat zijn de stappen bij zwakke werkwoorden?
infinitief
stam
't kofschip x
PV VT
schroeven
schroev
nee
ik schroefde(n)
vissen
vis
ja
wij visten
sporten
sport
ja
hij sportte

Slide 8 - Diapositive

Zet in het werkwoord in de vt:
Joost (duwt) Kristien.

Slide 9 - Question ouverte

Zet de pv in de vt:
Mijn ouders (wekken) mij in de ochtend.

Slide 10 - Question ouverte

Zet de pv in de vt:
Vroeger (blaffen) Storm en Jackie harder.

Slide 11 - Question ouverte

V.t. van (kloppen)
Wij...

Slide 12 - Question ouverte

V.t. van (branden)
Hij...

Slide 13 - Question ouverte

V.t. van (starten)
Hij...

Slide 14 - Question ouverte

V.t. van (verspreiden)
Wij...

Slide 15 - Question ouverte

V.t. van (leiden)
... jij de groep?

Slide 16 - Question ouverte

Zet de pv in de vt:
Hij (brengen) mij vanochtend.

Slide 17 - Question ouverte

V.t. van 'kopen'
=
A
kochten
B
koopten
C
koopden
D
kopten

Slide 18 - Quiz

Sterke werkwoorden veranderen ...............
van klank.
A
wel
B
niet

Slide 19 - Quiz

Sterke  werkwoorden 

Wat zijn sterke werkwoorden?

Kun je ook voorbeelden bedenken?

Slide 20 - Diapositive

Sterke werkwoorden in de vt
Sterke werkwoorden veranderen van klank.

zitten - liggen - brengen
=
zaten - lagen - brachten


Slide 21 - Diapositive

Mijn moeder (vinden) mijn Apple Watch.

Slide 22 - Question ouverte

Wij (geven) haar een stuk taart.

Slide 23 - Question ouverte

Klaasje (worden) de eerste.

Slide 24 - Question ouverte

Koen en Jaspper (komen) niet naar school.

Slide 25 - Question ouverte

5 december (zijn) het Sinterklaas.

Slide 26 - Question ouverte

(Hebben) jij ook zoveel zin in Kerstmis?

Slide 27 - Question ouverte

Ik (gaan) mee met jou.

Slide 28 - Question ouverte

Het baasje (fluiten) naar de hond.

Slide 29 - Question ouverte

Mijn beste vriendin (houden) van chocola.

Slide 30 - Question ouverte

Sterk of zwak?

Slide 31 - Diapositive

geven
A
sterk
B
zwak

Slide 32 - Quiz

boeken
A
sterk
B
zwak

Slide 33 - Quiz

bidden
A
sterk
B
zwak

Slide 34 - Quiz

MV 'industrie'
A
industriën
B
industrieën
C
industrien
D
industrieeën

Slide 35 - Quiz

MV 'slee'
A
sleën
B
sleeen
C
sleeën
D
sleëen

Slide 36 - Quiz

Trema

Slide 37 - Diapositive

Mv van 'kopie'
A
kopieën
B
kopieeën
C
kopiën
D
kopien

Slide 38 - Quiz

Afmaken 2.8

Slide 39 - Diapositive