Toets Politiek 2021-2022

Je kunt de landelijke politiek en de gemeentelijke politiek met elkaar vergelijken.
Het college van B en W lijkt dan het meeste op:


A
de Tweede Kamer
B
het Parlement
C
de ministers
D
de Staatssecretarissen
1 / 19
suivant
Slide 1: Quiz
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Je kunt de landelijke politiek en de gemeentelijke politiek met elkaar vergelijken.
Het college van B en W lijkt dan het meeste op:


A
de Tweede Kamer
B
het Parlement
C
de ministers
D
de Staatssecretarissen

Slide 1 - Quiz

Hoeveel Kamerleden zitten er in de Tweede Kamer?
A
75
B
100
C
150
D
175

Slide 2 - Quiz

Welke twee taken heeft het parlement?
1. Stemmen over wetsvoorstellen.
2. Ministers controleren.
3. Ministers en staatssecretarissen kiezen.
4. Wetten uitvoeren.

A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
3 en 4

Slide 3 - Quiz

Wat is een staatssecretaris?
A
Een soort onderminister
B
Een minister met een eigen team van ambtenaren
C
Een lid van de Tweede Kamer
D
Een leider van het Kabinet

Slide 4 - Quiz

Waaruit bestaat het dagelijks bestuur van ons land?
A
De Tweede Kamer
B
De koning
C
De regering
D
De staatssecretarissen

Slide 5 - Quiz

In ………………. staan de inkomsten en uitgaven van ons land.
Welke woorden zijn weggelaten?

A
Het regeerakkoord
B
de troonrede
C
de miljoenennota
D
de grondwet

Slide 6 - Quiz

Voordat een nieuwe regering begint met regeren, schrijft ze belangrijke afspraken in …………………
Welke woorden zijn hier weggelaten?

A
de grondwet
B
de miljoenennota
C
de troonrede
D
het regeerakkoord

Slide 7 - Quiz

In de grondwet staat onder andere dat je:
A
belasting moet betalen
B
Iemands telefoon mag afluisteren
C
mag spijbelen
D
verplicht bent om te stemmen

Slide 8 - Quiz

Er is in Nederland geen politieke partij die opkomt voor de belangen van:
A
jongeren
B
arme mensen
C
dieren
D
vijftigplussers

Slide 9 - Quiz

Wie veel presteert, mag ook veel verdienen. Deze uitspraak hoort vooral bij:
A
links
B
rechts
C
midden
D
zowel links als rechts

Slide 10 - Quiz

Passief kiesrecht betekent dat:
A
Politici over wetten stemmen
B
Maar weinig mensen gaan stemmen
C
Je bij verkiezingen mag gaan stemmen
D
Mensen bij verkiezingen op jou kunnen stemmen

Slide 11 - Quiz

Actief kiesrecht betekent dat iemand:
A
zich verkiesbaar stelt bij verkiezingen
B
een politieke partij mag oprichten
C
de standpunten van politieke partijen goed kent
D
bij verkiezingen mag stemmen

Slide 12 - Quiz

Er zijn veel wetten. In de ……………….. staan de belangrijkste rechten en plichten van burgers en de overheid.
Welk woord is weggelaten?

A
mensenrechten
B
grondwet
C
rechtsstaat
D
parlementaire democratie

Slide 13 - Quiz

Eerst wordt er over een wetsvoorstel gestemd. Daarna wordt de wet door iemand anders uitgevoerd. Welk begrip hoort hier het meeste bij?
A
Democratie
B
Trias politica
C
Geheime verkiezingen
D
Grondwet

Slide 14 - Quiz

De overheid moet opkomen voor zwakkeren.
Deze uitspraak hoort vooral bij:

A
links
B
rechts
C
midden
D
zowel links als rechts

Slide 15 - Quiz

De VVD is een voorbeeld van een:
A
rechtse partij
B
linkse partij
C
middenpartij
D
overheidspartij

Slide 16 - Quiz

Een rechtse politieke partij wil zo veel mogelijk …………………. voor de burgers.
Welk woord of welke woorden kun je hier het beste invullen?


A
eigen verantwoordelijkheid
B
regels
C
een actieve overheid
D
uitkeringen

Slide 17 - Quiz

De PVDA is een voorbeeld van een:
A
rechtse partij
B
linkse partij
C
middenpartij
D
overheidspartij

Slide 18 - Quiz

Welke politieke partij is een middenpartij?
A
SGP
B
CDA
C
PVV
D
GroenLinks

Slide 19 - Quiz