Oefen SO Politiek 3.1 t/m 3.5

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Hoe gaat het met je?!?

Oefen SO Politiek 3.1 t/m 3.5

Wie horen bij de overheid?

1. Nederlanders die mogen stemmen.
2. Nederlanders die belasting betalen.
3. Politici en ambtenaren.
4. Politici en kiezers.

Bij een indirecte democratie:

1. kiest de bevolking politici die voor hen besluiten nemen.
2. stemt de bevolking zelf over elk besluit.
3. kiest de bevolking in een referendum de volksvertegenwoordigers.
4. nemen de kiezers en de volksvertegenwoordigers samen in een referendum de besluiten.

Passief kiesrecht betekent dat:

1. politici over wetten stemmen.
2. maar weinig mensen gaan stemmen.
3. je bij verkiezingen mag gaan stemmen.
4. mensen bij verkiezingen op jou kunnen stemmen.

Een rechtse politieke partij wil zo veel mogelijk …………………. voor de burgers.
Welk woord of welke woorden kun je hier het beste invullen?

1. eigen verantwoordelijkheid.
2. regels.
3. een actieve overheid.
4. uitkeringen.

Als twee partijen een compromis sluiten, dan:

1. krijgt de grootste partij van de twee haar zin.
2. krijgt de kleinste partij van de twee haar zin.
3. komen ze niet tot een echte oplossing.
4. geven ze allebei een beetje toe.

Welke waarden passen het beste bij de sociaaldemocraten?

1. Economische en persoonlijke vrijheid.
2. Solidariteit en gelijkwaardigheid.
3. Naastenliefde en geloof.
4. Macht en rijkdom.

Het liberalisme vindt het vooral belangrijk dat:

1. het verschil tussen arm en rijk kleiner wordt.
2. burgers voldoende vrijheid moeten krijgen.
3. geld, macht en kennis eerlijk worden verdeeld.
4. in de samenleving naastenliefde een belangrijke waarde is.

Welke politieke partij is een christen-democratische partij?

1. CDA.
2. PvdA.
3. D66.
4. VVD.

De regering is het dagelijks bestuur van ons land. Wie zitten er in de regering?
1. De ministers.
2. De staatssecretarissen.
3. De leden van de Tweede Kamer.
4. De koning.

1. 1 en 3 zitten in de regering.
2. 1 en 4 zitten in de regering.
3. 2 en 3 zitten in de regering.
4. 2 en 4 zitten in de regering.

Wie is het staatshoofd van Nederland?

1. De koning.
2. De minister-president.
3. De staatssecretaris.
4. De voorzitter van de Tweede Kamer.

In ………………. staan de jaarlijkse inkomsten en uitgaven van ons
land voor volgend jaar. Welke woorden zijn weggelaten?

1. het regeerakkoord.
2. de troonrede.
3. de miljoenennota.
4. de grondwet.

Waaruit bestaat het parlement?

1. De regering en het kabinet.
2. De Eerste Kamer en de koning.
3. De Eerste en Tweede Kamer.
4. De ministers en staatssecretarissen

Wat zijn de hoofdtaken van het parlement?
1. Stemmen over wetsvoorstellen.
2. Ministers controleren.
3. Ministers en staatssecretarissen kiezen.
4. Wetten uitvoeren.

1. 1 en 2.
2. 1 en 3.
3. 2 en 3.
4. 3 en 4.

De Tweede Kamer mag ook zelf wetsvoorstellen doen. Dit is het:

1. recht van interpellatie.
2. motierecht.
3. recht van initiatief.
4. stemrecht.

Nederland is een parlementaire democratie omdat:

1. er vrije verkiezingen zijn.
2. ons land een grondwet heeft.
3. er geheime verkiezingen zijn.
4. het parlement de macht heeft.

Een rechtsstaat is een land waar:

1. de rechters de belangrijkste beslissingen nemen.
2. de bevolking de eindbeslissing neemt over wetsvoorstellen.
3. de rechten en plichten van de burgers en de overheid zijn vastgelegd.
4. het parlement de aangenomen wetten uitvoert.

Nederland heeft ruimt 17 miljoen inwoners. Waarom is het dan handiger dat Nederland een indirecte democratie heeft?

In Nederland zijn verkiezingen vrij én geheim. Leg uit wat dit betekent.

Kijk naar de afbeeldingen. 

Welke afbeelding hoort niet in het rijtje thuis? 

Leg je antwoord uit in de volgende slide. 

A

B

C

D

Kijk naar de afbeeldingen. Welke afbeelding hoort niet in het rijtje
thuis? Leg je antwoord uit.

Overheid moet mensen met schulden sneller helpen

1. Christen-democraten
2. Sociaal-democraten
3. Liberalen

Oproep: behoud winkelsluiting tijdens kerst, Pasen en Pinksteren!

1. Christen-democraten
2. Sociaal-democraten
3. Liberalen