Aanhalingstekens

Leestekens
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leestekens

Slide 1 - Diapositive

We kunnen aangeven waar de aanhalingstekens in een zin geplaatst moeten worden.

Juf zei: "We gaan nu starten met de les."

Slide 2 - Diapositive

Leestekens belangrijk?
De scheidsrechter floot voor een overtreding Hij liep op de speler af die de overtreding maakte en gaf hem een gele kaart De speler werd boos en zei Man dat was helemaal geen overtreding Jawel je tackelde je tegenstander van achteren en je miste de bal volledig De geblesseerde speler zei huilend Au au au ik kan niet meer lopen, die gele kaart heb je echt wel verdiend

Slide 3 - Diapositive

Ja, echt wel!
Op de volgende dia zie je de tekst, maar nu met de leestekens. 
Wat vind je ervan?

Slide 4 - Diapositive

Leestekens belangrijk!
De scheidsrechter floot voor een overtreding. Hij liep op de speler af die de overtreding maakte en gaf hem een gele kaart. De speler werd boos en zei: 'Man, dat was helemaal geen overtreding.' 'Jawel, je tackelde je tegenstander van achteren en je miste de bal volledig.' De geblesseerde speler zei huilend:  'Au, au, au ik kan niet meer lopen, die gele kaart heb je echt wel verdiend.'

Slide 5 - Diapositive

Wat vond je van de tekst met leestekens?

Slide 6 - Question ouverte

Wat moeten we straks kunnen?
Waarom is dat belangrijk?

Slide 7 - Diapositive

Welke leestekens kennen we al?

Slide 8 - Diapositive

Wanneer gebruiken we aanhalingstekens?
4 vormen bij citaten
1. Sofie zei: "Ik woon hier."
2. "Ik woon hier," zei Sofie.
3. "Hier," zei Sofie, "woon ik."
4. Er staat 'Verboden toegang' op dat bordje. 

Slide 9 - Diapositive

Uitleg citaten
Een citaat is 'iets' wat iemand letterlijk gezegd heeft.

Voorbeeld:
Juf zegt: 'Het kan nog wel een tijdje duren.'
'Ga naar huis toe', zei Jim tegen zijn buurjongen.

Slide 10 - Diapositive

Wanneer gebruiken we nog meer aanhalingstekens?
Bij een zelfbedacht woord.
'Kletscafé'
'Weetwoorden'
'Minemi'

Slide 11 - Diapositive

Wanneer gebruiken we aanhalingstekens?
Bij sarcasme
De snelheidsovertreder werd 'liefdevol' op de bon geslingerd.
Ik kreeg het 'geweldige' cijfer 5 voor mijn spreekbeurt. 
De man was erg 'blij' met de bekeuring die hij kreeg. 

Slide 12 - Diapositive

Uitleg: sarcasme 
Sarcasme betekent dat je de spot met iemand drijft.
Iemand beledigen.

Spot: Het is een soort humor, maar kan ook gemeen zijn.

Wanneer iemand iets sarcastisch zegt, wordt meestal juist het tegenovergestelde bedoeld

Slide 13 - Diapositive

Voorbeeldzinnen
(een ouder tegen een kind met een slecht rapport) Je bent weer eens de beste leerling van de klas!

(een leerkracht tegen een leerling die te laat komt) Lekker uitgeslapen?

(over iemand die heel vals zingt) Je zus is helemaal klaar voor het Eurovisiesongfestival.

Slide 14 - Diapositive

Nu mag je de opdrachten maken

Waar komen de aanhalingstekens? 

Slide 15 - Diapositive

De juf zei: "Jullie hebben goed meegedaan.
A
Achter 'meegedaan'
B
Achter 'goed'
C
Achter de punt
D
Deze zin is al goed

Slide 16 - Quiz

De leerling ging enthousiast aan de slag met zijn strafwerk.
A
Om het woord 'leerling'
B
Om het woord 'slag'
C
Om het woord 'enthousiast'
D
Om het woord 'strafwerk'

Slide 17 - Quiz

"Nu is het tijd om te oefenen, zei juf.
A
Na 'zei'
B
Na 'tijd'
C
Na 'oefenen'
D
Na de komma

Slide 18 - Quiz

De juf vroeg: "Wie heeft er lolbroek op dit briefje geschreven?"
A
Hier hoeven geen aanhalingstekens bij
B
Om het woord 'briefje'
C
Na het woord 'lolbroek'
D
Om het woord 'lolbroek'

Slide 19 - Quiz

"Als we hier mee klaar zijn, zei de juf "dan gaan we eten."
A
Achter 'klaar'
B
Achter 'zijn'
C
Achter de komma
D
Hier hoeven geen aanhalingstekens meer

Slide 20 - Quiz

Komma's
Wanneer gebruiken we die ook alweer?

Slide 21 - Diapositive

Komma's?

Slide 22 - Carte mentale

Komma's 
1. Tussen twee werkwoorden (die niet bij elkaar horen)
2. Bij een opsomming
3. Bij een rustpauze / verschil toonhoogte
4. Voor een voegwoord

Slide 23 - Diapositive

Voegwoorden?

Slide 24 - Carte mentale

Opdracht
Type de volgende zinnen goed over, maar wel met de juiste leestekens op de juiste plek. 


Succes!

Slide 25 - Diapositive

De juf zei: Jullie hebben goed gewerkt.
Type de zin met leestekens.

Slide 26 - Question ouverte

Willen jullie hier even komen vroeg de meester.
Type de zin met leestekens.

Slide 27 - Question ouverte

De buurman zei ga daar weg.
Type de zin met leestekens.

Slide 28 - Question ouverte

Vroeger zat ik daar op voetbal zei de scheidsrechter.
Type de zin met leestekens.

Slide 29 - Question ouverte

Ik zei ga daar nou niet staan.
Type de zin met leestekens.

Slide 30 - Question ouverte

Straks krijgen jullie een ijsje zei papa.
Type de zin met leestekens.

Slide 31 - Question ouverte

De geschiedenisles gaat zo beginnen over egypte vertelde de juf.
Type de zin met leestekens.

Slide 32 - Question ouverte

Mijn moeder vraagt wil je ook je eigen lunchpakket meenemen
Type de zin met leestekens.

Slide 33 - Question ouverte

Mijn vader roept op de achtergrond Vergeet ook je goede humeur niet
Type de zin met leestekens.

Slide 34 - Question ouverte

Indien je geen zin hebt om mee te gaan moet je het natuurlijk eerlijk zeggen

Slide 35 - Question ouverte

Heb je nog tips/ tops?
Vond je de les leerzaam?

Slide 36 - Question ouverte