Les 37 - aanhalingstekens

Les 37 
aanhalingstekens
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Les 37 
aanhalingstekens

Slide 1 - Diapositive

aanhalingstekens
  • beginaanhaling
  • eindaanhaling
  • onderbroken aanhaling

Slide 2 - Diapositive

Wat is het nut van deze leerstof?
Waarom is het belangrijk dat je leestekens correct kan gebruiken?

Door de leestekens correct te gebruiken, zorg je er als schrijver ten eerste voor dat je tekst beter te begrijpen is en ten tweede vergroot je er ook de geloofwaardigheid – en daarmee de overtuigingskracht – van je boodschap mee. 

Slide 3 - Diapositive

beginaanhaling

  • Typ de zin over.

  • Plaats de juiste leestekens. 

Slide 4 - Diapositive

Stop ermee schreeuwde ze.

Slide 5 - Question ouverte

beginaanhaling
"Stop ermee!" schreeuwde ze.


Het eindleesteken (? !) blijft hetzelfde 
en staat BINNEN de aanhaling.

Slide 6 - Diapositive

Ik blijf hier eten zei ze.

Slide 7 - Question ouverte

beginaanhaling
"Ik blijf hier eten",  zei ze.


Als het eindleesteken een punt (.) is, wordt dit een komma (,) BUITEN de aanhaling.


Slide 8 - Diapositive

eindaanhaling

  • Typ de zin over.

  • Plaats de juiste leestekens. 

Slide 9 - Diapositive

Hij stotterde Ik zal het nooit meer doen

Slide 10 - Question ouverte

eindaanhaling
Hij stotterde:   "Ik zal het nooit meer doen."


VOOR de aanhaling komt een dubbele punt.
Het eindleesteken (. ? !) staat BINNEN de aanhaling.




Slide 11 - Diapositive

onderbroken aanhaling

  • Typ de zin over.

  • Plaats de juiste leestekens. 

Slide 12 - Diapositive

Ik vraag me af zei ze of de toets moeilijk is

Slide 13 - Question ouverte

Lieve oma zei hij je bent de beste

Slide 14 - Question ouverte

onderbroken aanhaling
"Ik vraag me af",    zei ze,   "of de toets moeilijk is."
"Lieve oma,"   zei hij, "je bent de beste."

Hoort de komma bij de aanhaling of niet?
--> Laat de onderbreking weg en kijk wat je overhoudt. 
 Als de komma er NIET bij hoort: komma BUITEN de aanhaling.
Als de komma er WEL bij hoort: komma BINNEN de aanhaling





Slide 15 - Diapositive

Tijd voor een quiz :)

Slide 16 - Diapositive

1. Wat voor soort aanhaling is dit?
“Beste Leonardo,” feliciteerde ze hem, “je hebt die Oscar echt verdiend!”

A
Dit is een beginaanhaling.
B
Dit is een eindaanhaling.
C
Dit is een onderbroken aanhaling.

Slide 17 - Quiz

2. In welke zin werden de leestekens allemaal juist geplaatst?
A
“Luka,” vroeg Fatima, “heb je gestudeerd?”
B
“Luka”, vroeg Fatima, “heb je gestudeerd?”
C
“Luka,” vroeg Fatima: “heb je gestudeerd?”

Slide 18 - Quiz

3. In welke zin werden de leestekens allemaal juist geplaatst?
A
“Ik ben zo moe.” zuchtte Karolien.
B
“Ik ben zo moe,” zuchtte Karolien.
C
“Ik ben zo moe”, zuchtte Karolien.

Slide 19 - Quiz

4. In welke zin werden de leestekens allemaal juist geplaatst?
A
“Altijd,” beloofde Loes, “zal ik mijn taken van Nederlands op tijd afgeven.”
B
“Altijd”, beloofde Loes, “zal ik mijn taken van Nederlands op tijd afgeven.”
C
“Altijd”, beloofde Loes “zal ik mijn taken van Nederlands op tijd afgeven.”

Slide 20 - Quiz