Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Oefenen en leren
Oefenen
Vandaag oefen je de woorden
Weet jij wat de Engelse vertaling van het Nederlandse woord?
Kies het juiste antwoord
1 / 51
suivant
Slide 1:
Diapositive
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Cette leçon contient
51 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositive de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Oefenen
Vandaag oefen je de woorden
Weet jij wat de Engelse vertaling van het Nederlandse woord?
Kies het juiste antwoord
Slide 1 - Diapositive
Achter
A
behind
B
behand
C
behond
D
behund
Slide 2 - Quiz
Blauw
A
Red
B
Green
C
Blue
D
Grey
Slide 3 - Quiz
Cola
A
7 up
B
dr. pepper
C
cola
D
coke
Slide 4 - Quiz
Mooi!
A
great
B
nice
C
sad
D
good
Slide 5 - Quiz
niet aanraken!
A
Don't touch it!
B
Don't sweat it!
C
Don't look at it!
D
Look uit!
Slide 6 - Quiz
Ook
A
also
B
nice
C
too
D
sun
Slide 7 - Quiz
spelen
A
behind
B
play
C
for
D
soccer
Slide 8 - Quiz
Zon
A
Sun
B
clear
C
Moon
D
cloud
Slide 9 - Quiz
Een beetje
A
small
B
few
C
a lot
D
a little
Slide 10 - Quiz
Groot of grote
A
few
B
small
C
big
D
great
Slide 11 - Quiz
hamburger
A
hem burger
B
chicken burger
C
bacon burger
D
hamburger
Slide 12 - Quiz
hard
A
soft
B
small
C
hard
D
big
Slide 13 - Quiz
Huis
A
hotel
B
house
C
flat
D
villa
Slide 14 - Quiz
lucht
A
cloud
B
sky
C
rain
D
wolken
Slide 15 - Quiz
luister
A
speak
B
quiet
C
listen
D
quite
Slide 16 - Quiz
het weer
A
the sky
B
the sun
C
the weather
D
the rain
Slide 17 - Quiz
vliegtuig
A
bird
B
elevator
C
plane
D
friend
Slide 18 - Quiz
vliegen
A
flying
B
running
C
walking
D
swimming
Slide 19 - Quiz
wachten
A
busy
B
wait
C
boring
D
fun
Slide 20 - Quiz
vriend
A
BFF
B
nice!
C
enemy
D
friend
Slide 21 - Quiz
Schreeuwen
A
screaming
B
being quiet
C
listening
D
speaking
Slide 22 - Quiz
moe
A
busy
B
nice
C
friend
D
tired
Slide 23 - Quiz
Zij zijn aan het werk
A
they are working
B
they are speaking
C
they are listening
D
they are busy
Slide 24 - Quiz
Zij heeft honger
A
she is thirsty
B
she is hungry
C
she has honger
D
he has dorst
Slide 25 - Quiz
blauw is in het Engels
A
Purple
B
Black
C
Blue
D
Green
Slide 26 - Quiz
Wat is ''moeilijk'' in het Engels?
A
Difficult
B
Simple
C
Improve
D
Move
Slide 27 - Quiz
Hoe heten je ouders in het Engels?
A
Olders
B
Elders
C
Pairants
D
Parents
Slide 28 - Quiz
Vertaal:
oom
A
Ome
B
Onkel
C
Uncle
D
Unkol
Slide 29 - Quiz
Wat is ''optillen'' in het Engels?
A
Till up
B
Tilling up
C
Lifting up
D
Lift
Slide 30 - Quiz
Wat betekent ''Turn Around''?
A
Omdraaien
B
Wegdraaien
C
Terug draaien
D
Tegen draaien
Slide 31 - Quiz
Vertaal:
Kleindochter
A
grandson
B
granddaugter
C
granddaughter
D
grandaughter
Slide 32 - Quiz
Wat betekent: ''Throw higher?''
A
Kan je hoger?
B
Gooi hoger
C
Hoe hoog is het?
D
Gooi lager
Slide 33 - Quiz
Wat betekent: ''You can do it!''?
A
Ga ervoor!
B
Je kunt het!
C
Je kan het niet!
D
Kan je het?
Slide 34 - Quiz
Vertaal:
stiefmoeder
A
stepmother
B
stephmother
C
stepmoter
D
stephmoter
Slide 35 - Quiz
Vertaal: broer
A
Bro
B
Brother
C
Broether
D
Brather
Slide 36 - Quiz
Wat betekent het woord
"pets"?
A
dieren
B
huisdieren
C
petten
D
vee
Slide 37 - Quiz
lachen
A
give
B
smile
C
surprise
D
sing
Slide 38 - Quiz
Wat betekent het Engelse woord:
write
A
schrijven
B
andere
C
meer
D
optreden
Slide 39 - Quiz
Wat is "kikker" in het Engels?
A
lizard
B
snail
C
snake
D
frog
Slide 40 - Quiz
Wat is vrolijk in het
Engels
A
Hurt
B
Happy
C
Crazy
D
Cheerful
Slide 41 - Quiz
Wat is een leerkracht in het Engels?
A
Pupil
B
pupils
C
teacher
D
teachers
Slide 42 - Quiz
Hoofd in het engels is...
A
shoulder
B
head
C
haad
D
heed
Slide 43 - Quiz
Wat is 'hond' in het Engels?
A
Cat
B
Elephant
C
Dog
D
Goat
Slide 44 - Quiz
Wat is 'oranje' in het Engels?
A
Blue
B
Green
C
Orange
D
Yellow
Slide 45 - Quiz
Wat is 'varken' in het Engels?
A
Pig
B
Frog
C
Monkey
D
Dog
Slide 46 - Quiz
Wat is "koe" in het Engels?
A
cow
B
couw
C
caw
D
coow
Slide 47 - Quiz
Wat is 'rood' in het Engels?
A
Blue
B
Green
C
Red
D
Yellow
Slide 48 - Quiz
Vraag 6: Hoe schrijf je ''goedemorgen'' in het Engels?
A
Good Evening
B
Good Night
C
Good Morning
D
Good Bye
Slide 49 - Quiz
wat is: broek, in het Engels?
A
trousers
B
pants
C
leggings
D
jeans
Slide 50 - Quiz
Wat is 'oranje' in het Engels?
A
Blue
B
Green
C
Orange
D
Yellow
Slide 51 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Engels OpMaat
Juin 2023
- Leçon avec
26 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Engels woordenschat
Août 2022
- Leçon avec
27 diapositives
Engels
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1-3
Oefenen en leren
Juin 2023
- Leçon avec
41 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
familie, kleuren, dagen, dieren
Novembre 2023
- Leçon avec
34 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Engels quiz2
Octobre 2022
- Leçon avec
19 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Engels OpMaat
Décembre 2022
- Leçon avec
13 diapositives
Engels
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Engels begin schooljaar
Août 2024
- Leçon avec
39 diapositives
Engels
Basisschool
Groep 5
My family (vocab)
Septembre 2022
- Leçon avec
25 diapositives
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1