Grammatica zinsdelen en Formuleren H3 - 3h

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Heb je al een nieuw leesboek?
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!

Heb je al een nieuw leesboek?

Slide 1 - Diapositive

Nederlands
Verwijswoorden

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
Lezen uit je leesboek

Grammatica zinsdelen H3: verwijswoorden
                    Uitleg
                     Opdrachten maken

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je al?

Slide 4 - Diapositive

De vereniging vraagt .... leden om een gift .... gebruikt zal worden voor reclamedoeleinden.
A
haar / die
B
haar / dat
C
hem / die
D
hem / dat

Slide 5 - Quiz

Tomatensap is het enige ... ik echt niet graag drink.
A
dat
B
die
C
dit
D
wat

Slide 6 - Quiz

Theorie
Verwijswoorden

Slide 7 - Diapositive

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen terug naar één of meer woorden die eerder genoemd zijn --> het antedecent.

Het meisje dat daar loopt, is vrolijk.
De armband die ik laatst heb gekregen, ben ik verloren.

Slide 8 - Diapositive

De-woorden
Mannelijk OF vrouwelijk

Verwijzen met:
mannelijk: hij - hem - zijn - deze - die
vrouwelijk: zij - ze - haar - deze - die

De armband die ik laatst heb gekregen, ben ik verloren.

Slide 9 - Diapositive

Mannelijk of vrouwelijk?
Het woord is al mannelijk of vrouwelijk (meisje, jongen, kapster)

Uitgangen die altijd vrouwelijk zijn:
-heid / -nis / -ing / -st / -schap / -te / -de / -ie / -ij / -iek / -theek / -teit / -uur

Slide 10 - Diapositive

Het-woorden
Onzijdig
Ook namen van landen, provincies, steden en clubs

Verwijzen met:
het - zijn - dit - dat

Het meisje dat daar loopt, is vrolijk.

Slide 11 - Diapositive

Verwijzen met 'wat'
Drie gevallen:
- onbepaald voornaamwoord (alles, iets, ...)
- overtreffende trap (mooiste, enige, ...)
- hele zin

We gaan naar een pretpark in Duitsland, wat we heel leuk vinden.

Slide 12 - Diapositive

Overige verwijzingen
Daar/waar + voorzetsel (waarover, daarvan, ..)
       verwijzen naar dieren en dingen

voorzetsel + wie (over wie, van wie, ...)
       verwijzen naar mensen

Slide 13 - Diapositive

Snap je het?

Slide 14 - Diapositive

De gemeenteraad heeft drie uur vergaderd: uiteindelijk heeft .... niet tot een besluit kunnen komen.
A
hij
B
zij
C
het

Slide 15 - Quiz

Rotterdam heeft .... grote drugsprobleem nog niet kunnen oplossen
A
hem
B
haar
C
zijn

Slide 16 - Quiz

Het schilderij ... je hebt opgehangen, hangt scheef.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 17 - Quiz

Is dat alles ... wat nodig hebben?
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 18 - Quiz

Hij kwam telkens te laat, ... me behoorlijk irriteerde.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 19 - Quiz

De poster achter in het lokaal, ... mijn collega heeft opgehangen, is verdwenen.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo

Even herhalen
Hen:
persoonlijk voornaamwoord
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp met vz (Ik geef aan hen een boek)

Hun:
bezittelijk voornaamwoord (hun boek)
meewerkend voorwerp zonder vz (Ik geef hun een boek)

Slide 22 - Diapositive

Ik heb laatst ... meegevraagd naar de film.
A
hen
B
hun

Slide 23 - Quiz

Heb je ... dat mooie cadeau gegeven?
A
hen
B
hun

Slide 24 - Quiz

Dinsdag 28 maart
Opdracht 2 + Forms opdracht
Bladzijde 93
Alleen en in stilte
Klaar? Lees verder in je leesboek of werk verder aan ander huiswerk
Vragen? Gebruik de theorie op blz. 92!
Let op! Maandag 27 maart fictieopdracht inleveren

Slide 25 - Diapositive

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
Leg opdracht 2 (blz. 93) alvast klaar.

Heb je al een nieuw leesboek?

Slide 26 - Diapositive

Nederlands
Verwijswoorden

Slide 27 - Diapositive

Wat ga je vandaag doen?
Lezen uit je leesboek - Heb je al een nieuw leesboek?

Herhaling theorie 'verwijswoorden'

Huiswerk nakijken: opdracht 2

Opdrachten maken

Slide 28 - Diapositive

Herhaling
Verwijswoorden

Slide 29 - Diapositive

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen terug naar één of meer woorden die eerder genoemd zijn --> het antedecent.

Het meisje dat daar loopt, is vrolijk.
De armband die ik laatst heb gekregen, ben ik verloren.

Slide 30 - Diapositive

De-woorden
Mannelijk OF vrouwelijk

Verwijzen met:
mannelijk: hij - hem - zijn - deze - die
vrouwelijk: zij - ze - haar - deze - die

De armband die ik laatst heb gekregen, ben ik verloren.

Slide 31 - Diapositive

Mannelijk of vrouwelijk?
Het woord is al mannelijk of vrouwelijk (meisje, jongen, kapster)

Uitgangen die altijd vrouwelijk zijn:
-heid / -nis / -ing / -st / -schap / -te / -de / -ie / -ij / -iek / -theek / -teit / -uur

Slide 32 - Diapositive

Het-woorden
Onzijdig
Ook namen van landen, provincies, steden en clubs

Verwijzen met:
het - zijn - dit - dat

Het meisje dat daar loopt, is vrolijk.

Slide 33 - Diapositive

Verwijzen met 'wat'
Drie gevallen:
- onbepaald voornaamwoord (alles, iets, ...)
- overtreffende trap (mooiste, enige, ...)
- hele zin

We gaan naar een pretpark in Duitsland, wat we heel leuk vinden.

Slide 34 - Diapositive

Overige verwijzingen
Daar/waar + voorzetsel (waarover, daarvan, ..)
       verwijzen naar dieren en dingen

voorzetsel + wie (over wie, van wie, ...)
       verwijzen naar mensen

Slide 35 - Diapositive

Hen/hun
Hen:
persoonlijk voornaamwoord
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp met vz (Ik geef aan hen een boek)

Hun:
bezittelijk voornaamwoord (hun boek)
meewerkend voorwerp zonder vz (Ik geef hun een boek)

Slide 36 - Diapositive

Huiswerk nakijken
Opdracht 2
Bladzijde 93

Slide 37 - Diapositive

Dinsdag 4 april
Opdrachten 1 + 2 + Formsopdracht
Bladzijde 97

Alleen en in stilte

Klaar? Lees verder in je leesboek of werk verder aan ander huiswerk

Slide 38 - Diapositive