Zelfstandige naamwoorden Duits

1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
GermanSecondary Education

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Aan het einde van deze les weet ik wat een zelfstandig naamwoord is en hoe ik deze kan gebruiken

Slide 2 - Diapositive

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 3 - Question ouverte

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

In het Duits...
schrijf je zelfstandig naamwoorden altijd met een hoofdletter

Slide 6 - Diapositive

wat is goed
A
Das Telefon
B
das telefon
C
das Telefon

Slide 7 - Quiz

das Telefon
het lidwoord (der, die, das) schrijf je niet met een hoofdletter
het zelfstandig naamwoord wel! 

Slide 8 - Diapositive

wat is goed?
A
die Nummer
B
die nummer
C
Die Nummer

Slide 9 - Quiz

lidwoorden
 
der, die, das?


de,  het of een?

Slide 10 - Diapositive

der
Mannelijke persoons- en dierennamen: 
der Junge, der Stier

De namen van dagen, maanden, jaargetijden en windrichting: 
der Montag, der Februar, der Sommer, der Norden

Slide 11 - Diapositive

die
Vrouwelijke persoons-en dierennamen:
die Oma, die Kuh, die Katze

woorden die eindigen op -ung -heit -keit:
die Einheit, die Zeitung

de meeste woorden die eindigen op -e

Slide 12 - Diapositive

das

Verkleinwoorden -chen -lein:
das Mädchen, das Märchen, das Büchlein

De meeste woorden die in het Nederlands een het-woord zijn

Slide 13 - Diapositive

die (meervoud)
Bij meervoud:
die Frauen, die Bälle, die Kinder

Slide 14 - Diapositive

... Frau
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

... Bundesland
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quiz

... Mädchen
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

... Opa
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

... Februar
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quiz

...Mittwoch
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quiz

... Krankenhaus
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

... Badewanne
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

... Fenster
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

... Freund
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

... Welt

A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz

... Nummer
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quiz

...Frühstück
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quiz

... Waschmaschine
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quiz

... Sommer
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quiz

... Getränke
(let op: meervoud!)
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quiz

herhaling: der, die, das und die

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

ein, eine, ein

Slide 33 - Diapositive

Pilot
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 34 - Quiz

Brötchen
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 35 - Quiz

Giraffe
A
der / ein
B
das / ein
C
die / eine

Slide 36 - Quiz

Menschen
A
der / ein
B
die / -
C
die / eine
D
das / ein

Slide 37 - Quiz

..... Sängerin ist berühmt.
A
Ein (m)
B
Ein (o)
C
Eine

Slide 38 - Quiz

Mein Vater hat ... Haus gebaut.
A
ein (o)
B
ein (m)
C
eine

Slide 39 - Quiz

Ich trage .... (geen) Kontaktlinsen.
A
eine
B
keine
C
ein (m)
D
ein (o)

Slide 40 - Quiz

Julia ist ... Freundin von Petra.
A
keine (ev)
B
ein (o)
C
ein (m)
D
keine (mv)

Slide 41 - Quiz

Er ist ... Freund von mir.
A
B
eine
C
ein (m)
D
ein (o)

Slide 42 - Quiz

Ich habe ... Problem.
A
ein (m)
B
eine
C
D
ein (o)

Slide 43 - Quiz

(een) Haus

Slide 44 - Question ouverte

(geen) Menschen

Slide 45 - Question ouverte

(een) Schule

Slide 46 - Question ouverte

(een) Rose

Slide 47 - Question ouverte

(een) Hund

Slide 48 - Question ouverte

(geen) Fotos

Slide 49 - Question ouverte

Lesdoelen behaald?
- Aan het einde van deze les weet ik wat een zelfstandig naamwoord is en hoe ik deze kan gebruiken

Slide 50 - Diapositive

Ik heb het begrepen...
0100

Slide 51 - Sondage