Rekenen D5 Paragraaf 5.1 en 5.2



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 3 les 5
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenMBOStudiejaar 1-4

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon



Vak: Rekenen mbo niveau 4
Blok 3 les 5

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



Hoofdstuk 5 Omgaan met kwantitatieve informatie
Paragraaf 5.1 en 5.2


Domein 1
Toets 1
Domein 2
Toets 2
Domein 3
Toets 3
Domein 4
   Toets 4
 Domein 5
Examen

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
P4.1 + 4.2
P4.3 + 4.4
P4.5 + GO
TOETS
P5.1 + 5.2
P5.3 + 5.4
P5.5 + 5.6
P5.7 + 5.8
TOETS
EXAMEN
Wat gaan we doen?
Starten
Opstarten van de les
Terugblikken
Nabespreken domeintoets 4
Kennis activeren
Uitleg par. 5.1 en 5.2 Tabellen, gemiddelden en lijngrafieken
Kennis trainen
Maken (selectie van) opdrachten par. 5.1 en 5.2.
Kennis chechek
Maken van gezamenlijke examenopdracht
Afronden
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Inhoud voortgangstoets
Deze voortgangstoets bevat 18 opdrachten bij de lesstof van de volgende domeinen:

4.1 Rekenen met procenten
4.2 Percentages berekenen
4.3 Meer of minder dan 100%
4.4 Percentages als decimaal getal
4.5 Percentages, breuken en verhoudingen
Basisvaardigheden





Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


1. Klimaatverandering
Het klimaat is altijd in beweging. Natuurlijke en menselijke invloeden zorgen nu eenmaal voor verandering. Maar die verandering gaat de laatste honderd jaar wel erg snel. Zo is de zeespiegel in die tijd met maar liefst 20 centimeter gestegen en de gemiddelde temperatuur met 1,1 graad toegenomen. Die opwarming is merkbaar in de atmosfeer. Daarin bevinden zich gassen die belangrijk zijn voor de mens, zoals zuurstof en stikstof.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bestudeer de bovenstaande diagram zorgvuldig. Beantwoord daarna de vragen op de volgende pagina´s.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sleep de onderstaande verhoudingen naar de juiste items.
Baseer je daarbij op de informatie in de diagram.

stikstof


zuurstof
andere
gassen
1 op de 100
0,01
0,78
0,21
78 op de 100
21 op de 100

Slide 7 - Question de remorquage

6-7 correcte antwoorden = 1 punt
8 correcte antwoorden = 2 punten



2. Bij inspanning adem je per ademteug 2,5 liter lucht in. Bereken het aandeel stikstof in liters. Rond af op een heel getal.

Slide 8 - Question ouverte

2,5 x 0,78 = 1,95 
1,95 = 2 liter [1p] 






3. In rust adem je per ademteug 0,5 liter lucht in. Hoeveel daarvan bestaat
uit zuurstof?
A
0,005 liter
B
0,10 liter
C
0,105 liter
D
0,39 liter

Slide 9 - Quiz

C 0,5 x 0,21 = 0,105 liter [1p] 



3. In rust adem je per minuut 15 keer lucht in. Bereken hoeveel liter stikstof je per minuut meer inademt dan zuurstof.

Slide 10 - Question ouverte

0,5 x 0,78 = 0,39 liter per ademteug
15 x 0,39 = 5,85 liter per minuut [1p] 

0,5 x 0, 21 = 0,105 liter per ademteug
15 x 0,105 = 1,575 liter per minuut [1p]

5,85 - 1,575 = 4,275 liter [1p]


4. Je wandelt iedere werkdag op een rustig tempo naar je werk en weer terug. De totale reistijd is 48 minuten per dag. Bereken hoeveel liter stikstof je wekelijks inademt tijdens je woon-werkverkeer.

Slide 11 - Question ouverte

0,5 x 0,78 = 0,39 liter per ademteug
15 x 0,39 = 5,85 liter per minuut
5,85 x 48 = 280,8 liter in 48 minuten [1p]
280,8 x 5 = 1404 in 5 dagen [1p]







6. Als je in 24 minuten in een rustig tempo naar je werk wandelt, hoe ver ligt je werk dan ongeveer van je huis?
A
2 kilometer
B
3 kilometer
C
4 kilometer
D
5 kilometer

Slide 12 - Quiz

Het gemiddelde wandeltempo is 5 km/h.

B 24 : 60 x 5 = 2 kilometer [1p]




7. "Zo is de zeespiegel met maar liefst 20 centimeter gestegen ..." Leg in je eigen woorden uit waarom het juist voor Nederland slecht nieuws is dat
de zeespiegel zo snel stijgt.

Slide 13 - Question ouverte

Het is juist voor Nederland slecht nieuws dat de zeespiegel zo snel stijgt, want ons land ligt onder de zeespiegel. [1p]

of 

Het is juist voor Nederland slecht nieuws dat de zeespiegel zo snel stijgt, omdat ons land aan de zee ligt. [1p]





2. CO2
CO2 is een broeikasgas in de atmosfeer. En het is niet alleen maar slecht. Zonder CO2 zou het op aarde ijskoud zijn. Het is dus een onmisbaar gas. Maar doordat we de afgelopen honderd jaar met zijn allen te veel CO2 uitstoten, is het klimaat in recordtempo aan het veranderen. En dat heeft negatieve gevolgen voor mensen, dieren én het milieu.
Bekijk nu het filmpje op de volgende pagina. Beantwoord daarna de vragen.

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

 Bij het rekenen gebruiken we vaak voorvoegsels.
Sleep de onderstaande items naar de juiste voorvoegsels.
       kilo
giga
tera
mega
miljoen
9 nullen
biljoen
14.000.000
31.000
miljard
12 nullen
duizend

Slide 16 - Question de remorquage

6-7 correcte antwoorden = 1 punt
8 correcte antwoorden = 2 punten





9. Negenhonderd gigaton is hetzelfde als ...

A
9000 megaton
B
90 000 megaton
C
900 000 megaton
D
9 000 000 megaton

Slide 17 - Quiz

1 gigaton = 1000 megaton

C 900 x 1000 = 900 000 megaton [1p]



10. In het filmpje wordt verteld hoeveel gigaton CO2 we tot nu toe hebben uitgestoten. Bereken de uitstoot in procenten.

Slide 18 - Question ouverte

100 : 3000 x 2250 = 75% [2p]

of

750 = 25% [1p]
100 - 25 = 75% [1p]



11. Bij een uitstoot van 750 gigaton warmt de aarde 2 graden op. Bereken hoeveel ton er wordt uitgestoten bij een stijging van 0,4 graden.

Slide 19 - Question ouverte

750 x 1000 x 1000 = 750 000 000 ton [1p]
0,4 : 2 x 750 000 000 = 150 000 000 ton [2p]





12. Als 1,1 graden 100% is, dan is 2 graden bij afronding op een heel getal ...

A
81%
B
82%
C
181%
D
182%

Slide 20 - Quiz

D 100 : 1,1 x 2 = 181,8 = 182 % [1p]

3. Klimaatneutraal leven
Je kunt als consument zelf veel doen om je CO2-voetafdruk kleiner te maken. Maar dat kan je niet alleen. Helemaal klimaatneutraal, nul CO2-uitstoot, lukt alleen als we veranderen hoe onze samenleving is georganiseerd. Naast een volledig duurzame energievoorziening en duurzaam geproduceerde producten, kunnen we met elkaar werken aan een circulaire economie. Dat betekent dat we grondstoffen veel beter gaan hergebruiken.

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

 Bestudeer de afbeelding op de vorige pagina zorgvuldig.
Sleep dan de onderstaande items naar de juiste plaatjes.
Let op! Er blijven twee items over!
0,9
0,09
0,03
9 op de 100
3/100
0,22
een derde
22/100

Slide 23 - Question de remorquage

6-7 correcte antwoorden = 1 punt
8 correcte antwoorden = 2 punten




14. Hoeveel kilo CO2 stoot een gemiddeld huishouden in Nederland op jaarbasis uit? Baseer je antwoord op de informatie op de afbeelding.

A
15400 kilo
B
16800 kilo
C
17400 kilo
D
18500 kilo

Slide 24 - Quiz

C 18500 kilo [1p]



15. Bereken hoeveel kilo CO2 een huishouden gemiddeld uitstoot bij het reizen (fiets, auto, openbaar vervoer en vliegen).

Slide 25 - Question ouverte

18500 x 0,31 = 5735 kilo [1p]

of

4000 + 1700 = 5700 kilo [1p]




16. Als een gemiddeld huishouden een jaar lang niet vliegt en geen nieuwe kleding en spullen koopt, compenseert het de totale uitstoot uit ...

A
de categorie Eten en drinken.
B
de categorie Auto, fiets en openbaar vervoer.
C
de categorie Energie in huis.
D
de categorie Collectieve voorzieningen.

Slide 26 - Quiz

B de categorie Auto, fiets en OV [1p]



17. Bereken hoeveel kilo CO2 één persoon jaarlijks in totaal uitstoot. Rond je antwoord af op een heel getal.
Noteer je antwoord
Gebruik je antwoord bij de berekening van opdracht 18.

Slide 27 - Question ouverte

18500 : 2,2 = 8409,09 = 8409 kilo [1p]


18. Je neemt je voor om vanaf 2025 ieder jaar 8% minder CO2 uit te stoten dan in het jaar daarvoor. Bereken hoeveel liter CO2 je na drie jaar in totaal hebt bespaard. Rond je uiteindelijke antwoord af op een heel getal.

Slide 28 - Question ouverte

Uitstoot over 3 jaar zonder besparing
3 x 8409 = 25227 liter [1p]

Uitstoot per jaar met besparing
2025 8409 x 0,92 = 7736,28
2026 7736,28 x 0,92 = 7117,3776
2027 7117,3776 x 0,92 = 6547,987392
                                         ----------------- +
                                          21401,64499 [1p]

Totale besparing over 3 jaar
25227 - 21401,64499 = 3825,35501 [1p]
3825,35501 = 3825 [1p]
timer
5:00
Pauze

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Paragraaf 5.1

Leerdoelen


  • Je kan informatie uit een tabel aflezen.
  • Je kan regelmaat herkennen in een tabel.
  • Je kan het gemiddelde van getallen berekenen.



Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar of niet waar?

Een volwassen kat van 3,8 kilo heeft minimaal 25 gram voer per dag nodig.

Slide 31 - Diapositive

De stelling is waar.

Katten die tussen de 2-4 kilo wegen, hebben tussen de 25-45 gram voer nodig.
Waar of niet waar?

Een kitten van 10 weken heeft minimaal 1 kilo voer per dag nodig.

Slide 32 - Diapositive

De stelling is niet waar.

Een kitten van 10 weken heeft tussen de 40-50 gram voer per dag nodig.


Waar of niet waar?

Een kitten van 10 weken weegt 1 kilo.

Slide 33 - Diapositive

De stelling is niet waar.

Het gewicht in voedingstabellen is een gemiddelde; sommige kittens van 10 weken wegen 1 kilo, andere meer of minder.
Waar of niet waar?

Het gemiddelde gewicht van een normale kitten ligt boven de 2 kilo.

Slide 34 - Diapositive

De stelling is waar.

0,5 + 1 + 2 + 3 + 5 = 11,5 
11,5 : 5 = 2,3 kilo

Paragraaf 5.2

Leerdoelen


  • Je kan informatie uit lijngrafieken aflezen.
  • Je kan een lijngrafiek tekenen bij een tabel.



Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar of niet waar?

Het aantal aanmeldingen in 2016 was hoger dan in 2014.

Slide 36 - Diapositive

De stelling is waar

In 2016 was het aantal aanmeldingen 140 en in 2014 was dat 120.
Waar of niet waar?

Alleen in 2019 was het aantal aanmeldingen lager dan het streefaantal.

Slide 37 - Diapositive

De stelling is niet waar

Dat was het geval in 2017 en in 2019. 
Waar of niet waar?

In 2020 heeft het aantal aanmeldingen zich verdubbeld ten opzichte van 2014. 

Slide 38 - Diapositive

De stelling is niet waar

Het aantal aanmeldingen lag in 2014 net boven de 120. In 2020 lag dat aantal rond de 190. Voor een verdubbeling had dat rond de 240 moeten liggen. 

Aan het werk via de korte en de basisroute
  • Blijf ingelogd in Google.
  • Zet het geluid van de les uit.
  • Maak de opdrachten van par. 5.1 en 5.2.
  • Meld je op de afgesproken tijd voor de examenopdracht.
 

timer
30:00

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Paragraaf 5.1 en 5.2 Oefenen voor het examen
Bij het maken van je examen kijken examinatoren niet alleen naar of je het juiste antwoord op de vraag kan geven. Zij willen ook weten hoe je tot dat antwoord bent gekomen. Dat kan je laten zien door uitleg te geven of een berekening te maken. Dat oefenen we bij het maken van de wekelijkse examenopdracht en bij de toetsen aan het eind van ieder domein. 

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Examenopdracht
timer
10:00
a. Farah is 27 jaar als ze begint met hardlopen. Een jaar later is ze een getrainde loper. Bereken het verschil in hartslag tussen Farah als beginnend en als getrainde hardloper. Maak daarbij gebruik van de vuistregel en
de formule.

b. Ramon is een beginnend hardloper. Zijn maximale hartslag van 173 slagen per minuut komt overeen met
de vuistregel. Bereken de leeftijd van Ramon.
 

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht a

Bereken de hartslag van Farah als beginnend hardloper. 
225 - 27 = 198

Bereken de hartslag van Farah als getrainde hardloper.
206 - 0,88 x 28 = 181,36

Bereken het verschil in hartslag
198 - 181,36 = 16,64


Wat weet je al?
Je weet de vuistregel van een beginnende hardloper.
Die is voor vrouwen is 225 - leeftijd.

Je weet de formule van een getrainde hardloper.
Die is voor vrouwen is 206 - 0,88 x leeftijd.

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Hoe schrijf je dat op bij je examen?
Opdracht b

Bereken het verschil tussen 220 en 173 
220 - 173 = 47 jaar


Wat weet je al?
Je weet de vuistregel van een beginnende hardloper.
Die is voor mannen 220 - leeftijd = hartslag

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Heb je je leerdoelen gehaald?
Leerdoelen par. 5.1 

  • Je kan informatie uit een tabel aflezen.
  • Je kan regelmaat herkennen in een tabel.
  • Je kan het gemiddelde van getallen berekenen.

Leerdoelen par. 5.2
  • Je kan informatie uit lijngrafieken aflezen.
  • Je kan een lijngrafiek tekenen bij een tabel.






Volgende week

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions