2M 16 octobre

• Frans
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Bienvenue dans la classe

2C - 16 octobre

Zo zitten we 

Dat was ook huiswerk... 

6 groepjes van vier

Dat was ook huiswerk... 

VOOR EEN GOEDE LES

1. Je gaat rustig op je plek zitten

2. Je boek op tafel
3. Je luistert als docent praat

4. Je doet mee! (ook huiswerk)

5. We zijn aardig voor elkaar 

Beste leerlingen,

Ecouter. Luister. De vorige lessen gingen niet. Te veel leerlingen waren niet met leren bezig. zoals ik wilde en ook niet zoals de meeste leerlingen hier willen. Waarom zijn we nu in dit lokaal. We zijn hier  om Frans te leren. Ik doe daar mijn best voor. Ik denk dat jullie dat allemaal prima kunnen en ook een goed cijfer kunnen halen. Maar dat gaat niet zomaar. Daar moet je wel iets voor doen. Daar moeten jullie ook je best voor doen. 

Als je er voor kiest om niet mee te doen en de klasseregels te verstoren, dan kan ik niet anders doen dan je een straf te geven. Dat is allemaal best onnodig. Doe je best en laat zien dat je het kan. Ik vertrouw erop! Vandaag vraag ik twee dingen. De oefening goed doen. En 15 minuten Frans praten laten met elkaar

Lesdoelen

• Ik  ben voorbereid op het SO
• Ik kan de voltooide tijd gebruiken
• Ik kan een gesprek voeren over vakantie

Dat was ook huiswerk... 

Au programme

• Uitleg programma en lesdoelen (5 min)
• Oefening - Voltooide tijd in groepjes (10 min)
• G- Parler (10 min)
• Quiz - voorbereiding SO  (10 min)
• La fin (5 minutes)
  

Dat was ook huiswerk... 

Le challenge - voltooide tijd

Opdracht. Maak 7 zinnetjes met de voltooide tijd

Stappen

1. Schrijf achter de persoonsvorm (je, tu etc)  een vorm van avoir
2. Plak ze alvast zodat je straks 7 zinnetjes kan maken.

3. Kies een kaartje met het hele werkwoord en maak daar een voltooid deelwoord van (b.v. mangé of fait, eu, été ) 

4. Plak ze op de A3 - BEN JE KLAAR DAN ROEP JE

Nous avons fini! 

Dat was ook huiswerk... 

G- PARLER

Wat? 

fais 27 en 28 en 29B

Hoe?
checken in DUO'S
(fluistertoon)

Gesprek voeren

1. Wat is belangrijk bij voeren van gesprekken?

De uitspraak

G- PARLER -dictée

EX. 27

1. le depart

2. l'eglise

3. le pere

4. l'eleve

5. je prefere

6. apres

G- PARLER -dictée

EX. 27

1. le départ

2, l'église

3. le père

4. l'élève

5. je préfère

6. après

G- PARLER

Wat? 

Ex. 28 en 29 B

Hoe?
checken in DUO'S
(fluistertoon)

Over je weekend praten

Geef elkaar feedback

Quizregels

• Je mag zachtjes overleggen
• Als ik de quiz even stil leg, luister je naar mij
• Je zegt niet voor
• Wees sportief

Dat was ook huiswerk... 

Vertaal de zin
Ik heb zin in de eerste schooldag

1. J'ai envie de la rentrée
2. J'ai envie de la entrée
3. Je n'aime pas la rentrée
4. J'ai envie à la rentrée

Luc en Jean (avoir= hebben gehad, passé composé)

1. Luc en Jean ont été
2. Luc et Jean ont eu
3. Luc en Jean avons eu

In welke zin zie je het woord "dus"

1. Alors, tu vas aux Pay-Bas
2. Mais pourquoi?

Hoe zeg je.
"Ik wil te veel"

1. Je veux beaucoup
2. Je veux trop
3. Je veux beaucoup trop

Hoe zeg je.
"Het is moeilijk"

1. C'est difficile
2. C'est facile

In welke zin zegt iemand dat de wedstrijd waardeloos was

1. La match Allemagne - Les Pay-Bas c'était nul
2. La match Allemagne - Les Pay-Bas c'était pas mal

Vertaal.
Il fait beau en Angeleterre

1. Het is mooi weer in Duitsland
2. Het is slecht weer in Duitsland
3. Het is mooi weer in Engeland
4. Het is koud in Engeland

Kies het antwoord
Heb je Frans gesproken?

1. Oui, je parle français
2. Oui, j'ai parlé français
3. Oui, j'ai parlé avec Frans

Vertaal
C'est vrai, la famille est formidable

1. Het is vreemd, de famillie is geweldig
2. Het is waar, de famille is formidable

Kies een antwoord op de vraag
Tu as passé de bonnes vacances?

1. Non, je ne sais pas
2. Oui, c'etait génial!
3. Toi aussi
4. Oui, en avion

elle (chanter = zingen, passé composé)

passé composé

1. as chanté
2. chantait
3. a chanté
4. a chantée

Vertaal.
Waar ben je geweest?

1. Tu as été où?
2. Tu est été où?
3. Tu a été où?

Tu (manger = eten, passé composé)

passé composé

1. as mangé
2. a mangé
3. est mangé
4. es mangé

Welke zin is correcti in de voltooide tijd?

1. vous mangez
2. vous avez mangé
3. vous êtes mangé
4. vous mangons

Zet in de passé composé
"Wij zijn geweest"

1. Nous avons été
2. Nous sommes été
3. Vous êtes été
4. Vous avez été

Vertaal
Je travaille

1. Ik reis
2. Ik werk
3. Ik loop
4. Ik doe niets

SO 18 OCTOBRE

A,B & E, leren Grammaire Voltooid deelwoord

Tips.

Kijk in je boek bij Grammaire D en ook naar de antwoorden van de oefeningen. Wat ging goed?  Wat is nog lastig?

Neem een boek mee voor als je eerder klaar bent met de toets!

Terugblik 

Wat heb je geleerd?

Wat is belangrijker bij het begrijpen van een Frans

leestekst?