3 HAVO/VWO - Thema 1 - Herhaling

Thema 1 - herhaling
3 HAVO/VWO
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 1 - herhaling
3 HAVO/VWO

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welk type ademhaling kantelen de ribben iets omhoog?
A
buikademhaling
B
borstademhaling
C
middenrifademhaling
D
ribademhaling

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemen we het proces waarbij zuurstof uit de longblaasjes aan het bloed wordt afgegeven en koolstofdioxide weer wordt opgenomen uit het bloed?
A
Ademhaling
B
Verbranding
C
Gaswisseling
D
Bloedtransport

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke stand staan huig en strotklepje tijdens de ademhaling?
A
huig 1, strotklepje 1
B
huig 1, strotklepje 2
C
huig 2, strotklepje 1
D
huig 2, strotklepje 2

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Sonja heeft elk jaar in juni van brandende ogen, een loopneus en een piepende
ademhaling. De dokter zegt dat ze hooikoorts heeft. Ze reageert allergisch op
stuifmeelkorrels van grassen. Stuifmeelkorrels zijn voor Sonja dan:

A
antibiotica
B
allergenen
C
antistoffen
D
mestcellen

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht
die (1) per ademhaling kan worden ververst


A
1: maximaal
B
1: minimaal
C
D

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Naast het middenrif spelen ook de ribben een rol bij de ademhaling.

In welke richting bewegen het middenrif en de ribben zich bij het inademen?
A
Zowel het middenrif als de ribben bewegen zich dan omhoog.
B
Het middenrif beweegt zich dan omhoog, de ribben omlaag.
C
Het middenrif beweegt zich dan omlaag, de ribben omhoog.
D
Zowel het middenrif als de ribben bewegen zich dan omlaag.

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1: De vitale capaciteit is de hoeveelheid lucht
die (1) per ademhaling kan worden in – of uitgeademd

2. Je vitale capaciteit is (2) dan je longvolume

A
1: maximaal 2: groter
B
1: minimaal 2: groter
C
1: maximaal 2: kleiner
D
1: minimaal 2: kleiner

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat werd er duidelijk bij het experiment met helder kalkwater?
A
kalkwater is de indicator van zuurstof
B
kalkwater is de indicator van koolstofdioxide
C
helder kalkwater is de indicator van zuurstof
D
helder kalkwater is de indicator van koolstofdioxide

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zit er in uitgeademde lucht meer of minder koolstofdioxide dan ingeademde lucht?
A
Meer
B
Minder
C
Evenveel

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem een indicator voor koolstofdioxide.
A
water
B
helder kalkwater
C
troebel kalkwater
D
zoutoplossing

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ingeademde lucht bevat ….. stikstof dan uitgeademde lucht:

A
Meer
B
Evenveel
C
Minder

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ingeademde lucht bevat minder zuurstof dan uitgeademde lucht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Je kunt beter ademhalen door je neus omdat
A
de lucht dan wordt verwarmd
B
je meer lucht in 1 keer binnen krijgt
C
de lucht droger blijft
D
de lucht dan sneller bij je longen komt

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vitale capaciteit is...
A
Lucht die overblijft na uitademen
B
Longvolume
C
Maximale lucht per in- uitademing
D
Inademen in rust

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


In de afbeelding zie je een trosje longblaasjes.

Wat geeft pijl 1 in afb. 1 aan?

A
koolstofdioxide-arm bloed
B
koolstofdioxide-rijke lucht
C
zuurstofarm bloed
D
zuurstofrijke lucht

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk verband bestaat er bij de mens tussen uitademing en beweging van het middenrif?
A
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omlaag.
B
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omhoog.
C
Het middenrif gaat omlaag; daardoor stroomt lucht naar buiten.
D
Het middenrif gaat omhoog; daardoor stroomt lucht naar buiten

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke delen van de luchtwegen verwijderen vuil uit de ingeademde lucht
A
Trilharen
B
Neusharen
C
Longblaasje
D
Slijmvlies

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

verbranding of fotosynthese?

glucose+zuurstof-> energie+koolstofdioxide+water
A
fotosynthese
B
verbranding

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Insecten ademen met behulp van
A
longen
B
kieuwen
C
tracheeën

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De borstademhaling begint met
A
samentrekken tussenribspieren
B
samentrekken middenrif
C
luchtdruk daling in de longen
D
vergroting van de longen

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij verbranding ontstaat:
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Vuur

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heten de openingen in het achterlijf van een insect
A
Stigma's
B
Tracheeën
C
Kieuwen
D
Longen

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

COPD is een chronische ontsteking aan de?
A
Bronchien
B
Longen
C
D
Luchtwegen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De stof in sigaretten waarvan de longen zwart worden heet...
A
nicotine
B
teer
C
koolstofmonoxide
D
koolstofdioxide

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

stroomt er zuurstofrijk of zuurstofarm bloed richting de longen?
A
Zuurstofrijk bloed
B
Zuurstofarm bloed

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze vertakkingen van de longen heten...
A
Longkwabben
B
Longblaasjes
C
Luchtpijpjes
D
Strottenhoofd

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In het plaatje krijgen de longen een blauwe kleur.
Staat dit voor inademing of uitademing?
A
Inademing
B
Uitademing

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de kieuwen van een vis vindt gaswisseling plaats door diffusie. Welke uitspraak over diffusie is juist?
A
Bij diffusie stroomt zuurstof van een lage naar een hoge concentratie.
B
Bij diffusie stroomt zuurstof van een hoge naar een lage concentratie
C
Bij diffusie stroomt zuurstof van het bloed in de kieuw naar het water
D
Diffusie vindt plaats in de kieuwboog

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het effect van diffusie?
A
Moleculen bewegen niet.
B
Moleculen verspreiden zich gelijkmatig over de beschikbare ruimte.
C
Moleculen verspreiden zich in ongelijke hoeveelheden over de beschikbare ruimte.
D
Moleculen bewegen allemaal naar elkaar toe.

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom gaat de gaswisseling in de longen snel?
A
Groot oppervlak van de longblaasjes
B
Dunne wand van de longblaasjes
C
Groot oppervlak van de longblaasjes en een dunne wand longblaasjes
D
Dunnen wand longblaasjes en snel in en uit ademen

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

longblaasjes
longen
brochiën
brochiolen
luchtpijp

Slide 32 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Als je ademt vindt er gaswisseling plaats in de longen. Hierbij gaat er                  in de rode bloedcellen en                 vanuit die rode bloedcellen de longblaasjes in. 

Bloed dat naar de longblaasjes toestroomt bevat                  zuurstof en        koolstofdioxide en heet dus                 bloed. 

Bloed dat van de longblaadjes wegstroomt, bevat                  zuurstof en      koolstofdioxide en heet dus                 bloed. 
Herhaling basisstof 4: Ademhalen
Veel
Veel
Weinig
Weinig
Zuurstofrijk
Zuurstofarm
Zuurstof
Koolstofdioxide

Slide 33 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk figuur geeft de stand van het middenrif na een uitademing weer?
A
Figuur 3
B
Figuur 4

Slide 34 - Quiz

Hoe gaat een uitademing?
Middenrif beweegt omhoog
Wat is de functie van trilharen?
BS 3
A
Keuren van binnenstromende lucht
B
Opvangen van stofdeeljtes
C
Produceren van slijm
D
Verplaatsen van slijm naar de keelholte

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Roken kan COPD veroorzaken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wordt door roken astma veroorzaakt?
En COPD?
A
Alleen Astma
B
Alleen COPD
C
Beide
D
Geen van Beide

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is geen verschil tussen astma en COPD
A
Astma heb je vanaf je geboorte en COPD krijg je later
B
Astma komt in aanvallen en COPD heb je altijd
C
Astma komt door roken en COPD komt door pollen
D
Astma is redelijk te behandelen, COPD niet

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Twee ziekten van het ademhalingsstelsel zijn astma en COPD.

Bij welke van deze ziekten zijn de luchtwegen steeds ontstoken?

A
Alleen bij astma
B
Alleen bij COPD
C
Bij astma en bij COPD
D
Bij geen van beiden

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke longaandoening worden de luchtwegen nauwer, door samen-trekkende spiertjes in luchtpijptakjes?
A
astma
B
COPD

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stof is verslavend?
A
nicotine
B
koolstofmonoxide
C
teer
D
rook

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat veroorzaakt kanker?
A
nicotine
B
koolstofmonoxide
C
teer
D
rook

Slide 42 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat vermindert de conditie?
A
nicotine
B
koolstofdioxide
C
koolstofmonoxide
D
rook

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De stof in sigaretten waarvan de longen zwart worden heet...
A
nicotine
B
teer
C
koolstofmonoxide
D
koolstofdioxide

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke stof in tabaksrook zorgt ervoor dat je je duizelig voelt als je rookt?
A
koolstofmonoxide
B
nicotine
C
teerproducten

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vragen?

Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions