Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
D2ATh3: Verbranding en ademhaling
B4: Onderste luchtwegen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a.
Slide 1 - Diapositive
Wat weet je (al) van de onderste luchtwegen?
1. Kun je uitleggen waaruit het ademhalingsstelsel bestaat?
2. Kun je uitleggen wat de kenmerken en de functies van de onderste
luchtwegen zijn?
3. Weet je hoe de gaswisseling in de longen plaatsvindt?
Slide 2 - Diapositive
Leg uit wat gaswisseling is (benoem de stoffen en waar het plaatsvindt)
Slide 3 - Question ouverte
'takjes''
bolletjes
Bronchiën
kraakbeenringen
vertakkingen
bronchiën
longblaasjes
Slide 4 - Question de remorquage
Enkele delen van het ademhalingsstelsel zijn de bronchiën, de longblaasjes en de luchtpijp. In volgorde: Waardoor komt de lucht binnen bij een diepe ademhaling?
bronchiën - longblaasjes - luchtpijp
bronchiën - luchtpijp - longblaasjes
longblaasjes - bronchiën - luchtpijp
longblaasjes - luchtpijp - bronchiën
luchtpijp - bronchiën - longblaasjes
luchtpijp - longblaasjes - bronchiën
Slide 5 - Question de remorquage
luchtpijp
Bronchien
Vertakkingen van de bronchiën
Slide 6 - Question de remorquage
nr. 1 en nr. 3
A
1: kooldioxide rijk bloed
3: zuurstofrijke lucht
B
1: zuurstofrijke lucht
3: zuurstofarm bloed
C
1: zuurstofarm bloed
3:koolstofdioxide rijke lucht
D
1: zuurstofrijk bloed
3: zuurstofarme lucht
Slide 7 - Quiz
1. Zitten aan het uiteinde van de fijne buisjes in de longen ......
2. De luchtpijp splitst zich in twee ....
A
1. bronchiën
2. vertakkingen
B
1. haarvaten
2. longblaasjes
C
1. slijmvliezen
2. haarvaten
D
1. longblaasjes
2. bronchiën
Slide 8 - Quiz
Longblaasjes Wat gebeurt daar? Antwoord: 1 woord
Slide 9 - Question ouverte
1. Aan het slijm blijven ziekteverwekkers en ...... kleven.
2. Ligt aan de voorkant in je hals .....
A
1. haarvaten
2. slokdarm
B
1. stofdeeltjes
2. slokdarm
C
1. stofdeeltjes
2. luchtpijp
D
1. gassen
2. luchtpijp
Slide 10 - Quiz
strottenhoofd
bronchiën
longblaasjes
keelholte
luchtpijp
neusholte
long
Slide 11 - Question de remorquage
Longblaasje
1
2
3
3
4
5
6
A
1
B
3
C
5
D
6
Slide 12 - Quiz
Luchtpijp
Bronchien
Vertakkingen bronchie
Slide 13 - Question de remorquage
Rode bloedcellen geven ? af.
Rode bloedcellen nemen ? op.
Dit noemen we ? in de long.
Zuurstofrijk bloed wordt naar alle ? vervoerd.
De koolstofdioxide verlaat het lichaam via de ?.
Zuurstof
Longen
Koolstofdioxide
cellen
Gaswisseling
Slide 14 - Question de remorquage
Bronchie
1
2
3
3
4
5
6
A
1, 5
B
2, 5
C
2, 6
D
3, 6
Slide 15 - Quiz
-->
<--
<--
<--
Longblaasjes
Luchtpijp
Vertakkingen bronchiën
Bronchiën
Slide 16 - Question de remorquage
Luchtpijp
1
2
3
3
4
5
6
A
2, 5
B
1, 2
C
3, 6
D
2, 4
Slide 17 - Quiz
bloed vanaf de cellen, zuurstof arm
bloed naar de cellen, zuurstofrijk
ingeademde lucht, zuurstofrijk
bloed vanaf de cellen met veel koolstofdioxide
bloed naar de cellen met weinig koolstofdioxide
Slide 18 - Question de remorquage
Longhaarvat
1
2
3
3
4
5
6
A
5
B
6
C
4
D
3
Slide 19 - Quiz
Neusholte
Kraakbeenring
Long
Middenrif
Huig
Bronchien
Vertakkingen
bronchie
Longblaasje
Slide 20 - Question de remorquage
nr. 2 en nr. 4
A
2: kooldioxiderijk bloed
4: zuurstofrijke lucht
B
2: zuurstofrijke lucht
4: zuurstofarm bloed
C
2: zuurstofarm bloed
4:koolstofdioxide rijke lucht
D
2: zuurstofrijk bloed
4: zuurstofarme lucht
Slide 21 - Quiz
bloed vanaf de cellen, zuurstof arm
bloed naar de cellen, zuurstofrijk
uitgeademde lucht, met veel koolstofdioxide
bloed vanaf de cellen met veel koolstofdioxide
bloed naar de cellen met weinig koolstofdioxide
Slide 22 - Question de remorquage
Luchtpijp
Bronchiën
kraakbeenringen
vertakkingen van de bronchiën
schildklier
Slide 23 - Question de remorquage
Maak een zin waaruit blijkt dat je het snapt, gebruik de volgend woorden:
Bloed dat naar de longblaasjes stroomt - Zuurstofarm - koolstofdioxide - verbranding in de cellen (leg uit!)
Slide 24 - Question ouverte
Maak een zin waaruit blijkt dat je het snapt, gebruik de volgend woorden: