Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Éléments de cette leçon
Welcome 4C
- Please take your seat.
- Workbook, laptop and a pen on your desk
- Focus your attention to the
front of the classroom.
Slide 1 - Diapositive
21 January Leestoets (2x)
28 January Kijk/Luistertoets (2x) - ovb
29 January Herkansing 2
Week 17 Febuary Voorjaarsvakantie
4 March Basic English 2 (2x)
11 March Herkansing 3
Week 31 March Mondelingen (2x)
9 April 8:00 uur Cijfers zijn ingeleverd
9 May Examen Engels
Slide 2 - Diapositive
Today's goals:
- You know the difference between a past simple, past continuous and present perfect.
- You know when to use them and how to make them.
- You have practised with exam reading.
Slide 3 - Diapositive
The past tenses
Grammar 7 Chapter 3 Mavo 4
Slide 4 - Diapositive
Learning goal
I know the three different past tenses. I can use the three past tenses in English.
Slide 5 - Diapositive
Three past tenses
The past simple
The past continuous
The present perfect
Slide 6 - Diapositive
Past simple
Verleden tijd. Zeggen dat iets in het verleden is gebeurt en nu is afgelopen. Tijdsbepaling in de zin zoals yesterday, in 2020.
Werkwoord in de past simple: - regelmatig ww > + ed > worked - onregelmatig ww > 2e rijtje > go verandert in went
Slide 7 - Diapositive
Past simple
I worked at the supermarket yesterday.
I didn't work yesterday.
Did I work yesterday?
She was at the soccer game last Friday.
She wasn't at the soccer game.
Was she at the soccer game.
Slide 8 - Diapositive
Past continuous
-De past continuous is een vorm van de verleden tijd, net als de past simple. - Je gebruikt deze verleden tijd als je zegt dat iets voor langere tijd in het verleden aan de gang was. Het is nu afgelopen.
- Wat doe je met de wwen? was/were + (werkwoord + ing)
Slide 9 - Diapositive
Examples past continous
Yesterday I was reading a book. She was enjoying the party. We were watching the match on TV.
Je kiest was of were, afhankelijk van het persoonlijk vnw. Aan het tweede werkwoord voeg je + ing toe.
was/were + ww+ing
Slide 10 - Diapositive
Let goed op!
-Je kiest eerst uit was/were. Welke past bij het persoonlijk vnw? - Je voegt altijd -ing toe aan het tweede werkwoord.
Er is een spellingsregel: - eindigt een werkwoord op een -e? Dan haal je die weg en dan voeg je +ing toe. create > creating.
Slide 11 - Diapositive
Samen in één zin.
Hoe gebruik je de past simple en past continuous in één zin? Er staan twee activiteiten in een zin die zich allebei in de verleden tijd afspelen.
Voor de activiteit die zich het langst afspeelt > past continuous. Voor de korte, plotselinge activiteit > past simple
lange actie = past continuous korte actie = past simple
Slide 12 - Diapositive
Examples
He was doing his homework when he saw a rainbow.
I was taking a shower when the phone rang. They were talking about football when Michael got angry. He walked into the room when his sister was reading a book.
Let op! De lange activiteit staat niet altijd in het eerste gedeelte van een Engelse zin.
Slide 13 - Diapositive
Gebruik present perfect
- Om aan te geven dat iets in het verleden is begonnen
en nu nog aan de gang is. - Iets is net gebeurd en je ziet daar nu het resultaat van.
- ervaringen - Er staat niet in de zin wanneer het is gebeurd.
- Het resultaat is belangrijker dan wanneer het gebeurde.
Slide 14 - Diapositive
Voorbeelden
I have played the piano since I was six. ( in het verleden begonnen en nu nog aan de gang)
I am happy because I have passed my exams. (resultaat van iets dat net is gebeurd)
Slide 15 - Diapositive
Present perfect
Een present perfect bestaat altijd uit deze formule.
Have/Has + voltooid deelwoord.
I, you, we, you, they have He, she, it has
Slide 16 - Diapositive
Voltooid deelwoord vormen
Bij de present perfect vorm je een voltooid deelwoord als tweede werkwoord.
Regelmatig ww: + ed > I have worked Onregelmatig ww: 3e rijtje > I have seen (van to saw).
has / have + ww+ed of bij onr. ww 3e rijtje
Slide 17 - Diapositive
Sleutelwoorden voor Present Perfect
Deze woorden geven aan dat de gebeurtenis in de zin
nog niet is afgelopen:
for ever
since never just how long yet already always
Slide 18 - Diapositive
Even kort samengevat
Bij de Past Simple is het dus al afgelopen en bij de Present Perfect is het nog bezig of van toepassing
Slide 19 - Diapositive
LessonUp
1. Do Past Continuous vs
Past Simple
2. Do Present Perfect vs. Past Simple
Slide 20 - Diapositive
Done with your LessonUps?
Work in your book:
I Writing & Grammar 52, 53, 54, 55, 56 (p. 42-45)
Done?
Work online: Stepping Stones book 4GT -> geplande taken