D2BTh6 B4 De evolutietheorie - lln

D2B Erfelijkheid en evolutie 
B4 De evolutietheorie
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 8 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

D2B Erfelijkheid en evolutie 
B4 De evolutietheorie
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Diapositive

Wat is evolutie?

Slide 2 - Carte mentale

Darwin 1809 - 1882

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Evolutie
A
Theorie die uitgaat van variaties in genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten
B
ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen of verdwijnen

Slide 6 - Quiz

?
Hoe leer jij? Leer je meer van een filmpje of van het lezen van een tekst?
Het meest leer je als je er wat mee doet: maak een samenvatting, een schema, een begrippennet etc. Kortom: DOE meer dan lezen en/of kijken.

Slide 7 - Diapositive

Evolutietheorie
De miljoenen levende soorten organismen op aarde zien er allemaal verschillend uit. 

Biologen vinden dat de organismen op aarde in de loop van miljoenen jaren zijn ontstaan en zijn veranderd. 

Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde.
Tijdens de evolutie ontstaan, veranderen en/of verdwijnen soorten.

Slide 8 - Diapositive

De grondlegger van de evolutietheorie
A
Lamarck
B
De Vink
C
Darwin
D
MH2F

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Vidéo

Evolutietheorie
A
De theorie die uitgaat van dezelfde genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten
B
Theorie die uitgaat van variaties in genotypen, natuurlijke selectie en het ontstaan van nieuwe soorten

Slide 11 - Quiz

De evolutietheorie
De evolutietheorie is vanaf de 18e eeuw ontwikkeld door Charles Darwin. 
De theorie is niet te bewijzen. Er zijn wel veel feiten die de theorie ondersteunen. 
De feiten zijn de argumenten voor de evolutietheorie. 




De evolutietheorie gaat uit van:

- variatie in genotypen 
- natuurlijke selectie
- het ontstaan nieuwe soorten en verdwijnen van soorten

Slide 12 - Diapositive

        Fossielen
Fossielen zijn versteende overblijfselen 
van organismen of afdrukken van organismen in gesteente.

Door de fossielen die gevonden zijn, blijkt dat in miljoenen 
jaren (evolutie) soorten zijn ontstaan, veranderd en/of verdwenen zijn.

De fossielen zijn een argument voor de evolutietheorie, 
ze laten zien dat de evolutietheorie waar kan zijn.
Levende fossiel
'Levende fossielen'  zijn dieren die al heel vroeger leefden en nu nog steeds (Bijv. de Naulitus, een zeedier).

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

In de tuin: Natuurlijke selectie
‘s Winters stikt het van de musjes in de achtertuin. Leuk gezicht, maar ze komen niet allemaal even goed de winter door. Sommige mussen overleven het niet omdat ze badderen in een plasje smeltwater en doodvriezen op de schutting. Andere mussen vergaan van de honger, kleumend op een takje. Hun snaveltjes hebben net niet de juiste kromming om goed te kunnen snoepen van de vetbollen en pinda’s die mensen voor ze ophangen. Maar een derde soort mus – toevallig net iets anders dan de eerste twee – blaakt van gezondheid. Deze mussen blijven uit het water en overleven de vrieskou door hun buik rond te eten. In de lente gaan zij als eerste met takjes en wormpjes in de weer, helemaal klaar voor een nieuw nestje.

Dit is evolutie in actie. In barre omstandigheden zoals een strenge winter blijkt een toevallige aanpassing aan de soort – een net iets handiger gevormde snavel – enorm belangrijk. Ze moeten immers lang genoeg leven om nakomelingen te maken. En omdat die nakomelingen ook weer die handige snavel erven, zullen zij de volgende winter beter doorkomen dan onhandig gesnavelde musjes. Die zijn dan na een vorstperiode zo verzwakt, dat ze niet meer aan kinderen maken toekomen. Als je er goed over nadenkt is het heel logisch: na verloop van tijd zijn er voornamelijk mussen van de derde soort, die elke winter smullen van de pinda’s aan de schutting.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Isolatie
A
groepen organismen van dezelfde soort leven samen
B
groepen organismen van verschillende soorten leven samen
C
groepen organismen van dezelfde soort trekken naar elkaar toe
D
groepen organismen van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden

Slide 17 - Quiz





Natuurlijke selectie:

Bij natuurlijke selectie gaat het vooral om de hoeveelheid voedsel dat aanwezig is en wat de sterkste / zwakste dieren zijn. Dat bepaalt namelijk wie de meeste nakomelingen produceert en dat bepaalt de samenstelling van de populatie (een groep organismen van 1 soort). 

Evolutie:
Evolutie is meer dan alleen natuurlijke selectie.
Bij evolutie speelt de verandering in het genotype en het verdwijnen en ontstaan van nieuwe soorten ook een rol.
In elk soort komen in het genotype toevallige verschillen voor. Soms is zo'n verschil handig om te overleven. 
Dat 'handigheidje' wordt doorgegeven aan de nakomelingen.

Nakomelingen

Organismen krijgen meestal veel nakomelingen. 
De nakomelingen die sterk zijn (geen zwakke gezondheid hebben) krijgen meer nakomelingen. De sterkste dieren komen als eerste aan voedsel dus als er minder voedsel is gaat dit vooral tenkoste van de zwakste dieren van een populatie. Soortgenoten die niet zo erg opvallen (bijv. door een schutkleur) vallen minder snel ten prooi aan roofdieren. Zij hebben de grootste overlevingskans, groeien uit tot volwassen dieren en krijgen veel nakomelingen.

Dieren die goed zijn aangepast aan het milieu (genotype) hebben een grotere overlevingskans. Zij krijgen meer nakomelingen dan niet aangepaste dieren. 
Die nakomelingen hebben meer kans te overleven. 
Zij geven het gunstige genotype door aan hun nakomelingen. Zo verandert een soort voortdurend (dieren maar het geldt voor alle organismen). 
Maak 3 kleine schema'tjes

Slide 18 - Diapositive

Dit zijn voorbeelden. 
Het kan natuurlijk ook anders! Vergelijk jouw werk met dat van een ander. Wat vind je goed aan jouw schema? Wat vind je goed aan het schema van de ander? Leer van elkaar!

Slide 19 - Diapositive

Lamarck en Darwin
Bovenste rij van links naar rechts: 
Het ontstaan van de lange nek bij de giraffe volgens Lamarck. De giraffe krijgt tijdens zijn leven een langere nek door het strekken van de nek naar hogere blaadjes. 

Onderste rij van links naar rechts: 
Het ontstaan van de lange nek bij de giraffe volgens Darwin. De giraffen met de korte nek gaan dood, zodat er steeds meer giraffen komen met lange nekken.
Lamarck
een andere verklaring (theorie) dan Darwin

Slide 20 - Diapositive

Hier zie je enkele voorouders van de giraffen. 
De soortgenoten met een langere nek hadden voedsel. Daardoor hadden ze een grotere overlevingskans en daardoor krijgen zij meer nakomelingen. 
Het gunstige genotype 
(lange nek) werd doorgegeven. 

Een verklaring hoe de giraffen aan hun lange nek zouden zijn gekomen.
Evolutietheorie
Darwin

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Darwin
Darwin trok in de 19e eeuw precies dezelfde conclusie na zijn reis naar de Galapagoseilanden. 

Op het ene eiland hadden vinken een stompe snavel en op de andere een scherpe. 
Dat was wel zo handig, want ze moesten ook in andere omstandigheden hun voedsel zoeken. Maar hier was nog iets extra’s aan de hand. Omdat de vinken helemaal van elkaar gescheiden leefden, waren ze zo uit elkaar gegroeid dat ze niet meer tot dezelfde soort behoorden. 

De snaveltjes van deze vinken brachten Darwin op het idee: Soorten veranderen omdat alleen de meest succesvolle leden lang genoeg leven om nakomelingen te krijgen. Darwin kreeg nog een nieuw idee, namelijk dat in de natuur uit één diersoort andere soorten kunnen ontstaan.

De meeste planten en dieren planten zich geslachtelijk voort. 
Daardoor ontstaan steeds nieuwe genotypen waardoor ook nieuwe fenotypen ontstaan.


Variatie in genotypen zorgt voor nieuwe fenotypen

Slide 23 - Diapositive

Als bij een soort veel verschillende genotypen voorkomen, heeft deze soort een ... (vul in) ... overlevingskans.
A
kleinere
B
grotere

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Vidéo

Slide 26 - Vidéo

Isolatie
Als verschillende vormen van een soort van elkaar gescheiden raken noem je dat isolatie. Dit kan bijvoorbeeld komen door een rivier, een zee, ijs, bergen of een woestijn. 

De vormen zullen dan steeds meer van elkaar gaan verschillen omdat ze zich gedurende lange tijd aanpassen aan de omgeving.

Zo ontstaan er twee verschillende soorten. Deze kunnen geen vruchtbare nakomelingen voortbrengen. (Zie filmpje over beren)

Slide 27 - Diapositive

Het ontstaan van nieuwe soorten
Een soort heeft meer overlevingskansen als er veel verschillende genotypen en fenotypen voorkomen. Als er bijvoorbeeld verandering van het klimaat is (de milieuomstandigheden veranderen), is de kans dan groot dat een paar organismen van die soort het overleven. Zij zijn het meest aangepast aan het nieuwe klimaat en zullen het overleven en zich voort kunnen planten. De organismen van de oorspronkelijke vorm overleven het niet en sterven uit. De soort is dan veranderd, de nieuwe organismen hebben een nieuwe afwijkende vorm.
De oude vorm en de nieuwe vorm kunnen ook naast elkaar blijven bestaan. 
Als die organismen zich onderling kunnen voortpanten en vruchtbare nakomelingen voortbrengen, behoren ze tot hetzelfde soort.
Er kunnen verschillende vormen van één soort ontstaan.  
een soort
Organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen
1
een ras
Verschillende vormen van één soort:
Hondenras: herdershond, Deense dog, Chiwawa
2

Slide 28 - Diapositive

Vul de tekst in
geloven dat de
afstammen van andere
Zo'n langzame
noemen we 
................................
..........................
....................
..................
................
ontwikkeling
diersoorten
evolutie
biologen
mensen

Slide 29 - Question de remorquage

26 mei 2019
Hoe kan deze panda ja/nee invloed hebben op mogelijke panda-nakomelingen in de toekomst? Leg uit!

Slide 30 - Diapositive

Soortvorming

Leg uit 

hoe er 2 soorten ontstaan
en
wat daarvan de gevolgen zijn

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Vidéo