Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 15 min
Introduction
Les over zinnen en zinsstructuur.
Éléments de cette leçon
Zinnen en zinsstructuur
Slide 1 - Diapositive
Enkelvoudige zin
Zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin
Zin met twee of meer persoonsvormen
Slide 2 - Diapositive
Voorbeeld enkelvoudige zin
Het wordt slecht weer vandaag.
Ik ga vandaag naar de Action.
Hij kijkt veel naar Star Wars.
Slide 3 - Diapositive
Voorbeeld samengestelde zin
Het wordt vandaag mooi weer en we gaan lekker naar het strand.
Hij kijkt veel naar Star Wars en schrijft daar over op zijn website.
Slide 4 - Diapositive
Samengestelde zin
Bestaat uit twee of meer zinnen.
Kunnen nevengeschikte zinnen zijn, of ondergeschikte zinnen.
Slide 5 - Diapositive
Nevenschikking
- Zinnen kunnen los van elkaar voorkomen.
- Je zou in principe tussen alle zinnen een punt kunnen zetten.
Onderschikking
- De zinnen kunnen niet los van elkaar voorkomen.
- De zinnen zijn afhankelijk van elkaar.
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Voegwoorden
Voegwoorden zijn een soort cement.
Je kunt met voegwoorden zinnen aan elkaar plakken.
Slide 9 - Diapositive
Nevenschikking voegwoorden
En
Maar
Dus
Want
Onderschikking voegwoorden
Aangezien
Als
Dat
Doordat
Terwijl
Toen
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Formuleren
Foutieve samentrekking
Foutieve beknopte bijzin
Slide 12 - Diapositive
Foutieve samentrekking
In zinnen kunnen woorden twee keer voorkomen
Het feest duurde lang en het feest was erg gezellig.
Soms kun je die woorden de tweede keer weglaten.
Het feest duurde lang en was erg gezellig.
Dat heet een samentrekking
Slide 13 - Diapositive
Voorwaarden samentrekking
(1) Het feest duurde lang en (2) het feest was erg gezellig
Dezelfde functie: In beide zinnen is hetfeest het onderwerp
Dezelfde betekenis:het feest heeft dezelfde betekenis
Hetzelfde getal: het feest heeft hetzelfde getal
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Samentrekking controleren
Noteer de weggelaten woorden.
Bepaal de functie, betekenis en getal van de samengetrokken woorden in het eerste deel.
Bepaal de functie, betekenis en getal van de weggelaten woorden in het tweede deel.
Controleer of ze in beide gevallen hetzelfde zijn: functie, betekenis en getal.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Foutieve beknopte bijzin
Slide 21 - Diapositive
Theorie foutieve beknopte bijzin
Je kunt met een beknopte bijzin gemakkelijk een fout maken, wanneer je het verzwegen onderwerp uit het oog verliest.
Na het probleem te hebben besproken, kwam de tram aanrijden.
Uit de hoofdzin blijkt dat de tram het onderwerp is. Dat moet ook het verzwegen onderwerp in de beknopte bijzin zijn. En dat is in de eerste zin niet het geval: een tram bespreekt geen problemen. Die zin is dus grammaticaal fout.
Slide 22 - Diapositive
Theorie foutieve beknopte bijzin
Het onderwerp van de beknopte bijzin moet dus hetzelfde zijn als de hoofdzin.
Aangekomen op het vakantieadres meldde mijn vader zich aan de balie.
Deze zin klopt, want het onderwerp van de beknopte bijzin is 'mijn vader' en dat is hetzelfde onderwerp als de hoofdzin.
Slide 23 - Diapositive
Hoe verbeter je een foutieve beknopte bijzin? Er zijn twee manieren:
Verander de beknopte bijzin in een gewone bijzin met een persoonsvorm en een onderwerp.
Verander de hoofdzin en vul daar het verzwegen onderwerp van de beknopte bijzin in
Staand op de vuurtoren bood het strand een prachtige aanblik."
wordt
Terwijl hij op de vuurtoren stond, bood het strand een prachtige aanblik.
Staand op de vuurtoren bood het strand een prachtige aanblik."
wordt
Staand op de vuurtoren zag ik dat het strand een prachtige aanblik bood.