H2 Jongeren herhalingsles (BK/GL)

Herhalingsles H2 Jongeren 

School: Groene Hart Leerpark
Niveau: BK/GL 
Vak: Maatschappijleer
Docenten: Liwi & Huca 

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhalingsles H2 Jongeren 

School: Groene Hart Leerpark
Niveau: BK/GL 
Vak: Maatschappijleer
Docenten: Liwi & Huca 

Slide 1 - Diapositive

Zijn menselijke eigenschappen aangeboren of aangeleerd?
A
Voornamelijk aangeboren
B
Voornamelijk aangeleerd
C
Een combinatie van beide
D
Geen van beide

Slide 2 - Quiz

Wat is een voorbeeld van aangeleerd gedrag?
A
Nederlands spreken
B
Stem gebruiken
C
Slapen
D
Huilen

Slide 3 - Quiz

Informatie
Experimenteren
Imitatie
Ervaringen

Slide 4 - Question de remorquage

Wat is socialisatie?
A
Het accepteren van mensen en respect hebben
B
Het hebben van waarden en normen
C
Het aanleren van waarden, normen en gewoonten
D
Je verbonden voelen met een speciale groep

Slide 5 - Quiz

Aangeboren 
eigenschappen
Sociale controle
Positieve of negatieve
controle
Zonder nadenken
Socialisatie 

Slide 6 - Question de remorquage

aangeboren eigenschappen
socialisatie
sociale controle
internalisatie
je leert normen en waarden door sancties, imitaite en informatie
je omgeving checkt of je je aan de groepsnormen houdt
je erft kenmerken van je vader of moeder
je gedraagt je automatisch zoals de groep verwacht

Slide 7 - Question de remorquage

Wat is een voorbeeld van een gendernorm?

A
Een stoere jongen die huilt.
B
Een man die een jurk draagt.
C
Een meisje dat met poppen speelt.
D
Een vrouw die een vrachtauto bestuurt.

Slide 8 - Quiz

Als er helemaal geen onderscheid meer gemaakt wordt tussen vrouwen en mannen.
A
Transgender
B
Gendernormen
C
Roldoorbrekend gedrag
D
Genderneutraal

Slide 9 - Quiz

Roldoorbrekend gedrag is gedrag ...
A
dat past bij de rol die je in de samenleving hebt.
B
dat je aanpast omdat je een andere rol hebt.
C
dat niet bij de verwachtingen van de samenleving past.
D
waarmee iemand onderdrukt wie hij echt is.

Slide 10 - Quiz

Dominante cultuur
Subcultuur

Slide 11 - Question de remorquage

Wat is een vooroordeel ?
A
Een oordeel over iets of iemand waar van je de feiten goed kent.
B
Een oordeel over een hele groep mensen.
C
Een reden om iemand anders te behandelen dan anderen.
D
Een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten goed kent.

Slide 12 - Quiz

Wat is tolerantie?
A
Iemand belachelijk maken omdat hij zich anders gedraagt.
B
De normen en waarden van anderen accepteren.
C
Je aan de wet houden
D
Mensen in hokjes plaatsen

Slide 13 - Quiz

Normen, waarden en gewoonten van de meeste mensen in een land/samenleving. 
Een cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving 
Een oordeel over iemand, zonder dat je de feiten of de persoon kent. 
Een vooroordeel dat niet op 1 persoon slaat, maar op de hele groep. 
Dominante cultuur 
Subcultuur
Vooroordeel 
Stereotype 

Slide 14 - Question de remorquage

1. Cultuur heeft te maken met je aangeboren eigenschappen
2. Door cultuur leer je de gewoonten van je groep kennen
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 15 - Quiz

1. Socialisatie heeft te maken met de groep of samenleving waarin je opgroeit
2. Socialisatie kan bewust en onbewust plaatsvinden
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 16 - Quiz


Voor veel Nederlanders is het moeilijk om Chinees te leren, omdat:
A
taal een aangeboren eigenschap is
B
Chinees veel moeilijker is dan bijvoorbeeld Japans of Arabisch
C
zij niet opgevoed zijn met de Chinese taal
D
je een taal vooral onbewust aanleert

Slide 17 - Quiz


Socialisatie betekent dat mensen:
A
kenmerken van een groep aan nemen
B
allemaal de zelfde normen en waarden aanleren
C
verschillende culturen leren kennen
D
alle aangeboren eigenschappen afleren

Slide 18 - Quiz


Eigenschappen zijn aangeboren of aangeleerd. Je...........is vooral aangeleerd. Welk woord of woorden kun je hier invullen?
A
muzieksmaak
B
technisch inzicht
C
taalgevoel
D
voetbaltalent

Slide 19 - Quiz


Welk gedrag van de mens is aangeboren?
A
Mensen durven niet naakt over straat te lopen, lokaal is het heel warm buiten
B
Een baby huilt, want hij heeft een vieze luier
C
een meisje huilt, omdat ze niet met de jongens mee mag voetballen
D
Een jongen krijgt tranen in zijn ogen als hij hoort dat hij een onvoldoende heeft

Slide 20 - Quiz

Roldoorbrekend 
Gender-neutraal

Rolpatronen

Transgender

Gendernormen

Hoe iemand zich volgens anderen moet gedragen
Gedrag dat niet direct bij de rol past
Je niet hetzelfde geslacht voelen als je biologische geslacht
Geen onderscheid tussen man en vrouw
De normen die horen bij man/vrouw

Slide 21 - Question de remorquage

1. Door socialisatie leer je welk gedrag anderen van jou verwachten
2. Socialisatie en cultuur staan los van elkaar
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 22 - Quiz

1. Socialisatie is het aanleren van kenmerken als waarden, normen en gewoonten
2. Socialisatie gaat bewust en onbewust
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 23 - Quiz

Vanaf welke leeftijd start socialisatie?

A
Vanaf 18, want dan ben je meerderjarig
B
Vanaf 4 jaar, want dan ga je naar school
C
Vanaf de geboorte
D
Vanaf het moment dat een kind kan praten en anderen verstaat

Slide 24 - Quiz

Welke woorden ontbreken in beide zinnen?
1. Door het maken van wetten heeft de overheid invloed op.................
2. In gezinnen dragen de oudere kinderen bij aan ..............van de jongere kinderen
A
de cultuur
B
het werk
C
de socialisatie
D
de aangeboren eigenschappen

Slide 25 - Quiz

1. Bij socialisatie leer je je te gedragen volgens de regels van een groep of samenleving
2. School, werk en media zijn voorbeelden van organisaties die invloed hebben op je gedrag
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beiden onjuist

Slide 26 - Quiz


Wat is een voorbeeld van rolgedrag?

A
een stoere jongen die huilt
B
een strenge politieagent
C
een vriend die jou belazert
D
een sporter die rookt

Slide 27 - Quiz

Wat voor de een normaal is, is voor de ander raar. Dat heeft onder andere te maken met de groep waar je bij hoort. Maar ook met ....................
Welke woorden ontbreken?
A
de regels van de wet
B
de cultuur waarin je leeft
C
de groepsdruk die de regering oplegt
D
de ontwikkeling van je hersenen

Slide 28 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. "ik begrijp echt niet waarom ze steeds bushokjes vernielen" dit is een voorbeeld van tolerantie
2. "iemand die tolerant is keurt asociaal gedrag goed"
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 29 - Quiz


identificatie:

A
zie je alleen bij jonge mensen die willen voldoen aan groepsdruk
B
is het zelfde als imitatie
C
betekent dat je kenmerken van jezelf in een ander herkent
D
ontstaan als mensen botsen met de normen van hun groep

Slide 30 - Quiz


1. jongeren culturen hebben altijd bestaan
2. bij jongerenculturen bepaalt het eigenbelang het groepsgevoel
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 31 - Quiz

welk woord is weggelaten?
Het ..............van andere normen en waarden heeft te maken met tolerantie
A
accepteren
B
verwerpen
C
bestrijden
D
belachelijk maken

Slide 32 - Quiz

Stap 1

Maak alles af:
Paragraaf 2.1 t/m 2.5 + Begrippenlijst blz. 29 t/m 53


- Klassikale opdrachten NIET!
- Vragen waarbij je moet delen/samenwerken NIET!


Stap 2 

Steek je hand op, teken af bij docent. Docent geeft je toegang tot antwoorden

Stap 3 

Ga naar classroom en kijk je boek na 

Slide 33 - Diapositive