Négation

  • Voca
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Voca

Slide 1 - Diapositive

Dans ce cours...
  • Négation
  • Zinnen

Slide 2 - Diapositive

De persoonsvorm is ...
A
het onderwerp van de zin
B
het 1e werkwoord in een zin
C
het 2e werkwoord in een zin

Slide 3 - Quiz

De ontkenning staat in het Frans ...
A
voor de persoonsvorm
B
achter de persoonsvorm
C
voor én achter de persoonsvorm

Slide 4 - Quiz

ne ... pas non plus =
A
ook niet
B
niemand
C
nog niet
D
helemaal niet

Slide 5 - Quiz

ne ... plus =
A
niets
B
niet
C
nooit
D
niet meer

Slide 6 - Quiz

ne ... pas du tout =
A
nog niet
B
niets
C
helemaal niet
D
niet meer

Slide 7 - Quiz

toujours =
A
nooit
B
altijd
C
soms
D
vaak

Slide 8 - Quiz

Wanneer verandert ne in n' ?

Slide 9 - Question ouverte

Na een ontkenning veranderen un, une,
du, de la, de l' en des in ...

Slide 10 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (geen):
Elle a eu un chien.

Slide 11 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (nog niet):
C'est janvier.

Slide 12 - Question ouverte

Négation (ontkenning)
In het Frans bestaat een ontkenning uit meerdere woorden:
  • ne ... pas = niet / geen
  • ne … jamais = nooit
  • ne … plus = niet meer
  • ne … rien = niets
  • ne ... personne = niemand
  • ne … pas encore = nog niet
  • ne ... pas non plus = ook niet
  • ne ... pas du tout = helemaal niet



Slide 13 - Diapositive

Négation (ontkenning)
De ontkenning staat om de persoonsvorm
Dit is het eerste werkwoord in de zin. 
Ne staat ervoor en het 2e deel van de ontkenning komt erachter.

Elle ne regarde plus la télé = Zij kijkt geen tv meer.


Slide 14 - Diapositive

Négation (ontkenning)
Als de persoonsvorm begint met een klinker (a, o, e, u, i, y) of een stomme h, verandert ne in n' i.v.m. klinkerbotsing.

Let op als er 2 werkwoorden in de zin staan. De ontkenning komt gewoon volgens de regel om het eerste werkwoord in de zin te staan.

Il n'est pas encore allé chez le médecin = Hij is nog niet bij de dokter geweest.


Slide 15 - Diapositive

Négation (ontkenning)
Als het woord toujours (= altijd) in de zin staat en je moet de ontkenning 'nooit' gebruiken, dan laat je toujours weg in de ontkennende zin.

Elle est toujours malade > Elle n'est jamais malade.

Na een ontkenning veranderen un, une, du, de la, de l’ en des in de / d’

Tu fais du sport? > Tu ne fais pas de sport?

Slide 16 - Diapositive

Négation (ontkenning)
Let op bij deze ontkenningen!
Leer ze uit je hoofd.
  • J'ai > je n'ai pas
  • J'habite > je n'habite pas
  • C'est > ce n'est pas
  • Il y a > Il n'y a pas

Slide 17 - Diapositive

Maak de zin ontkennend (ook niet):
Je vais faire mes devoirs.

Slide 18 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (niet):
Nous avons mangé au restaurant.

Slide 19 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (niet meer):
Elle déteste les légumes.

Slide 20 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (nooit):
Vous prenez toujours des médicaments.

Slide 21 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (niets):
Il mange au petit-déjeuner.

Slide 22 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (nog niet):
Nous sommes fatigués.

Slide 23 - Question ouverte

Vertaal:
Je ne suis pas en pleine forme.

Slide 24 - Question ouverte

Vertaal:
Elle n'a plus mal à la tête.

Slide 25 - Question ouverte

Vertaal:
Il n'y a personne chez le médecin.

Slide 26 - Question ouverte

Vertaal:
Ik kan helemaal niet slapen.

Slide 27 - Question ouverte

Vertaal:
Eet je nooit vlees?

Slide 28 - Question ouverte

Vertaal:
Het is niets.

Slide 29 - Question ouverte