Négation

  • Voca
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Voca

Slide 1 - Diapositive

Dans ce cours...
  • Négation
  • Zinnen

Slide 2 - Diapositive

Négation (ontkenning)
In het Frans bestaat een ontkenning uit meerdere woorden:
  • ne ... pas = niet / geen
  • ne … jamais = nooit
  • ne … plus = niet meer
  • ne … rien = niets
  • ne … pas encore = nog niet



Slide 3 - Diapositive

Négation (ontkenning)
De ontkenning staat om de persoonsvorm. Dit is het eerste werkwoord in de zin. 
Ne staat ervoor en pas/jamais/plus/rien/pas encore komt erachter.

Elle ne regarde jamais la télé = Zij kijkt nooit tv.


Slide 4 - Diapositive

Négation (ontkenning)
Als de persoonsvorm begint met een klinker (a, o, e, u, i, y) of een stomme h, verandert ne in n' i.v.m. klinkerbotsing.
Let ook op als er een passé composé in de zin staat! Dit is de verleden tijd met 2 werkwoorden. De ontkenning komt gewoon om het eerste werkwoord (het hulpwerkwoord, vorm avoir/être).

Il n'a pas eu de sommeil = Hij heeft geen slaap gehad.


Slide 5 - Diapositive

Négation (ontkenning)
Een bijzondere ontkenning is:
  • ne ... personne = niemand
Ne staat voor het eerste werkwoord en personne na alle andere werkwoorden.

Thomas n'a vu personne = Thomas heeft niemand gezien.

Slide 6 - Diapositive

Négation (ontkenning)
Let op bij deze ontkenningen!
Leer ze uit je hoofd.
  • J'ai > je n'ai pas
  • J'habite > je n'habite pas
  • C'est > ce n'est pas
  • Il y a > Il n'y a pas

Slide 7 - Diapositive

Maak de zin ontkennend (nog niet):
Je vais faire mes devoirs.

Slide 8 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (niet):
Nous avons mangé au restaurant.

Slide 9 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (niet meer):
Elle déteste les légumes.

Slide 10 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (nooit):
Vous prenez toujours le médicament.

Slide 11 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (niets):
Il mange au petit-déjeuner.

Slide 12 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (niemand):
Il y a quelqu'un?

Slide 13 - Question ouverte

Vertaal:
Je ne suis pas en forme.

Slide 14 - Question ouverte

Vertaal:
Elle n'a plus mal à la tête.

Slide 15 - Question ouverte

Vertaal:
Il n'y a personne chez le médecin.

Slide 16 - Question ouverte

Vertaal:
Ik kan niet meer slapen.

Slide 17 - Question ouverte

Vertaal:
Eet je nooit vlees?

Slide 18 - Question ouverte

Vertaal:
Het is niets.

Slide 19 - Question ouverte