Herhalen H5

Mensen en regels
H5 plein M
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Mensen en regels
H5 plein M

Slide 1 - Diapositive

Nakijken
Nakijken 5.4!

Slide 2 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een wet en een regel?

Slide 3 - Question ouverte

Regels, wetten en sancties
  • Regel: afspraak over wat wel en niet mag.

  • Wet: regel van de overheid waaraan alle mensen zich moeten houden.

  • Sanctie: een soort straf: boete, taakstraf of een gevangenisstraf. 

Slide 4 - Diapositive

Macht en invloed
  • Invloed: Als je het idee of gedrag van iemand overneemt dan heeft die persoon invloed op jou. 

Slide 5 - Diapositive

Bestuurders
  • Belangrijkste bestuurder van Nederland (helpt mee het gebied te besturen): De koning 
 
3  soorten bestuurders:
  • Gemeentebesturen. Hoofd van de gemeente: Burgemeester 
  • Provinciebesturen. Hoofd van de provincie: Commissaris van de Koning 
  • Landsbestuur. Hoofd van de regering: Minister-President 

Samen noemen we ze de overheid.

Slide 6 - Diapositive

De regering
De regering bestaat uit:
  • De minister-president: geeft leiding aan de ministers 
  • De ministers: houden zich bezig met een bepaald onderwerp, bij. onderwijs 
  • De staatssecretarissen: ondersteunen een minister. Ze zijn een soort onderministers 

Onder leiding van de minister-president worden allerlei belangrijke beslissingen genomen.

Slide 7 - Diapositive

Wie maakt de wetten in Nederland?
A
De koning
B
De minister-president
C
De regering
D
Het volk

Slide 8 - Quiz

Wat is een democratie?

Slide 9 - Carte mentale

Democratie
  • Democratie: Het volk mag mee beslissen over het bestuur van een land door verkiezingen.

  • Tweede Kamer: Groep van 150 mensen die is gekozen door het volk. Dit zijn de volksvertegenwoordigers.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Romeinse rijk in 500 n.chr.
Oost-Romeinse Rijk
West-Romeinse Rijk

Slide 13 - Diapositive

Edelen 
Omdat het rijk van Karel te groot is, verdeelt hij zijn rijk in graafschappen. 
De baas hiervan is een graaf. Hij heeft 2 taken:
  • bijstaan met raad. (besturen graafschap en advies geven)
  • bijstaan met daad. (zorgen voor ridders/soldaten)

Graven zijn van adel en worden edelen genoemd.
 

Slide 14 - Diapositive

Willibrord
  • Hij leefde rond het jaar 730 in Nederland. 

  • In de tijd van Willibrord geloofden veel mensen in verschillende goden. 

  • Vanuit Utrecht reisde hij door Nederland om de mensen over Jezus Christus te vertellen.  

  • Willibrord bekeerde veel mensen in Nederland tot het christendom. 

Slide 15 - Diapositive

Geestelijken
Geestelijken: mensen die de hele dag met hun geloof bezig zijn.
2 soorten geestelijken: 
  • Priesters (werken in de kerk en preken op zondag) 

  • Monniken (mannen) en nonnen (vrouwen). Ze leven afgezonderd in een klooster en werken en bidden de hele dag).

Slide 16 - Diapositive

Heren en horigen
Horigen: boeren die weinig vrijheid kenden en ‘hoorden’ bij het land.

Horigen hadden 4 plichten:
  1. Mochten het land van hun heer niet verlaten; 
  2. Een deel van de oogst afstaan als belasting; 
  3. Op feestdagen extra geschenken geven; 
  4. Allerlei klusjes doen voor hun heer. 

In ruil hiervoor kregen ze bescherming tegen gevaar. Dit was hun recht.
.

Slide 17 - Diapositive

3 groepen
Als je in de tijd van monniken en ridders leefde hoorde je bij een van de 3 groepen:
  1. Edelen (de mensen van adel: graven, koningen e.d.)
  2. Geestelijken (de mensen van de kerk: monniken, priesters)
  3. Boeren en horigen

Groep 1 en 2 was maar een klein deel van de bevolking.

Slide 18 - Diapositive

Waarom verdeelde Karel de Grote zijn rijk in graafschappen?
A
Omdat hij dat beloofd had aan zijn edelmannen.
B
Omdat het rijk te groot was om alleen te besturen.
C
Dat was makkelijker, want dan kon hij andere dingen doen.
D
Karel had ridders nodig voor zijn leger.

Slide 19 - Quiz

Waar heeft Willibrord voor gezorgd in Nederland?
A
Dat de mensen in Nederland christen werden.
B
Dat de mensen in Nederland in meerdere goden gingen geloven.
C
Dat de mensen in Nederland moslim werden.
D
Dat de mensen in Nederland te eten kregen.

Slide 20 - Quiz

Welke 3 groepen waren er in de middeleeuwen?
A
Boeren, ridders en horigen
B
Geestelijken, boeren en ambachtslieden
C
Edelen, boeren en horigen
D
Boeren (horigen), geestelijken en edelen.

Slide 21 - Quiz

Wie was Mohammed
  • Mohammed leefde van 570-632 n. Chr. 

  • Mohammed was een profeet: een boodschapper van God. 

  • Volgens Mohammed was er maar 1 God, Allah. 

  • Hij is de stichter van de godsdienst de Islam 

Slide 22 - Diapositive

Wie was Mohammed

Slide 23 - Diapositive

Arabische veroveringen
  • Kalief: opvolger van Mohammed. Zij breidde het Islamitische Rijk verder uit. 

  • Een moslimleger wordt door de grootvader van Karel de Grote, Karel Martel, verslagen bij de Franse stad Potiers. Hierdoor bleef Europa christelijk. 

Slide 24 - Diapositive

Arabische cultuur
  • Alle mensen in de Arabische wereld spraken en schreven Arabisch en overal golden dezelfde wetten en islamitische regels. Ook werden er overal moskeën gebouwd.

  • Mensen die in meerdere goden geloofden moesten zich bekeren tot de Islam. 

  • Christenen en Joden mochten hun geloof behouden, omdat ze ook in 1 God geloofden. 

Slide 25 - Diapositive

Contact tussen christenen en molsims
  • Vreedzaam contact: Handel



  • Vijandig contact: Oorlog, kruistochten: gewapende tocht van christelijke soldaten die Jeruzalem wilden veroveren.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Leg in je eigen woorden uit wie Mohammed is.

Slide 28 - Question ouverte

Wat zijn 2 voorbeelden van de Arabische cultuur?
A
Moskee
B
Kerk
C
Tolerantie tegenover andere geloven
D
Overal gelden dezelfde wetten en regels

Slide 29 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een vreedzaam contact tussen Christenen en Moslims?
A
Handeldrijven
B
Oorlog voeren
C
Praten met elkaar
D
Schaken

Slide 30 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een vijandig contact tussen Christenen en Moslims?
A
Handeldrijven
B
Oorlog voeren
C
Praten met elkaar
D
Schaken

Slide 31 - Quiz

Soorten scholen 
  • Openbare school = opgericht door de overheid
  • Bijzondere school = eigen levensbeschouwing 
  • levenbeschouwing ideeën die mensen belangrijk vinden in de manier waarop zij willen leven . 

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo

Invloed van geestelijken
  • Werken op zondag is schande ... 
  • Geestelijke leiders: imam, dominee, priester. 
  • Invloed op het gedrag van mensen. 

Slide 34 - Diapositive

Wat denk je dat het woord tolerantie betekent?

Slide 35 - Question ouverte

En nu?
Leren voor de toets!

Slide 36 - Diapositive