Les 43 (03-03)

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Bonjour! 

Le programme

Presentie

Je kunt het werkwoord Faire in de présent en passé composé vervoegen 

- Wat is het?

- Hoe ziet het er uit?

Nakijken

Dictee 

Uitspraak é en è

Passé composé

Persoonlijk vnw	avoir	voltooid dlw
J' (ik)	ai	parlé
Tu (jij)	as	parlé
Il/elle/on (hij/zij/men)	a	parlé
nous (wij)	avons	parlé
Vous (jullie/u)	avez	parlé
Ils/elles (zij)	ont	parlé

Ik heb gepraat

passé composé 

Kijk eens mee naar de zinnen:

Je fais du tennis.

Je fais du football.

Je fais du rugby. 

Wat denk je dat 'fais' zou kunnen betekenen?

Faire

Het werkwoord Faire is een onregelmatig werkwoord en betekent doen/maken: blz 32-33

Je fais mes devoirs.            Ik maak mijn huiswerk.

Het rijtje ziet er zo uit:

Je fais                     Ik doe/maak

Tu fais                    Jij doet/maakt

Il/Elle/On fait      Hij/zij/men doet/maakt

Nous faisons      Wij doen/maken

Vous faites          Jullie doen/maken, U doet/maakt

Ils/Elles font        Zij doen/maken

passé composé faire:

ik heb gedaan     = j'ai fait                               wij hebben gedaan=nous avons fait

jij hebt gedaan   = tu as fait                            jullie hebben gedaan=vous avez fait

hij heeft gedaan =il a fait                             zij hebben gedaan=ils/elles ont fait

Passé composé faire

Als je wilt zeggen dat je iets gedaan hebt, zeg je: 

• J'ai fait
• hebben + voltooid deelwoord.

Dus:
vorm van avoir + fait (gedaan/gemaakt)

Hoe ziet het rijtje van de passé composé er uit?

Even oefenen:

Ik maak/doe

1. tu fais
2. j'ai fait
3. je fais
4. tu as fait

Even oefenen:

Wij hebben gemaakt/gedaan

1. Nous avons fait
2. Vous faites
3. Vous avez fait
4. Nous faisons

Even oefenen:

Zij hebben gemaakt/gedaan.

1. Il fait
2. Ils font
3. Il a fait
4. Ils ont fait

Even oefenen:

U maakt/doet

1. Vous faites
2. On fait
3. On a fait
4. Vous avez fait

Au travail!

Nakijken/Maken:

16a, b, c, d, e

17a, c, d

18

19a

Klaar? 

Oefen blok A + B in Slimstampen

Dictée

Vijf woorden uit Blok A en B 

Je kijkt elkaars woorden na