Hoofdletters gebruiken we:
- aan het begin van de zin. "Morgen is het weekend".
- aan het begin van een citaat. "Hij zei: "Morgen ga ik weg".
- bij eigennamen (personen, straten, talen, aardrijkskundige namen en merken). "Ik moet Engels leren, want ik ga naar Engeland. (maar ook "Turkse pizza")
- bij feestdagen. "Ik kijk nu al uit naar Kerst"