Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Deze powerpoint is een interactieve toets. Dat betekent dat je dus een antwoord kiest, en ik kan dat zien. Snap je wat er nu gaat gebeuren?
A
Ja
B
Nee
Slide 2 - Quiz
Een vraag kan meerkeuze zijn (zoals hiervoor) of open, zoals deze. Typ 'Ik snap het' in het antwoordenvak
Slide 3 - Question ouverte
Er zullen ook sleepvragen voorbij komen. Deze beantwoord je door het woord naar het juiste vakje te slepen. Oefen dit door de letter A naar getal 1 te slepen, letter B naar getal 2 en letter C naar getal 3
1
2
3
A
B
C
Slide 4 - Question de remorquage
We gaan beginnen!
Veel succes!
Slide 5 - Diapositive
Hoe noem je een groep organen die samenwerkt?
Slide 6 - Question ouverte
Sleep de juiste organen naar de juiste plek in het lichaam
Borstholte
Buikholte
Hart
Dunne darm
Maag
Luchtpijp
Lever
Slide 7 - Question de remorquage
Welke taak heeft het ademhalingsstelsel?
A
Aansturen van organen en spieren
B
Klein maken en opnemen van voedingsstoffen
C
Opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
D
Vervoeren van bloed
Slide 8 - Quiz
Sleep de organen naar het juiste orgaanstelsel
Adem-halings-stelsel
Bloed-vaten-stelsel
verte-rings-stelsel
zenuw-stelsel
Spier-stelsel
Luchtpijp
Hart
Lever
Ruggenmerg
Slide 9 - Question de remorquage
Welke stof komt in het bloed vanuit de darmen?
Slide 10 - Question ouverte
Welke stoffen gaan vanaf de spieren naar het bloed?
A
Koolstofdioxide en glucose
B
Koolstofdioxide en water
C
Zuurstof en glucose
D
Zuurstof en water
Slide 11 - Quiz
Zet de orgaanstelsels op de juiste plek
Spier
Afvalstoffen
Water
Koolstofdioxide
Bloedvatenstelsel
Ademhalingsstelsel
Verteringsstelsel
Uitscheidingsstelsel
Slide 12 - Question de remorquage
Zet de uitscheidingsorganen in het vak met 'Uitscheidingsstelsel'
Uitscheidingsstelsel
Dikke darm
Longen
Hart
Huid
Nieren
Dunne darm
Slokdarm
Galblaas
Slide 13 - Question de remorquage
Bij het uitademen gebeurt er iets met je ribben en je middenrif, namelijk...
A
Ribben gaan omhoog, Middenrif wordt bol
B
Ribben gaan omlaag, Middenrif wordt bol
C
Ribben gaan omhoog, Middenrif wordt plat
D
Ribben gaan omlaag, Middenrif wordt plat
Slide 14 - Quiz
In welk onderdeel van de longen komt zuurstof in je bloed?
Slide 15 - Question ouverte
Twee uitspraken: Uitspraak 1: Ingeademde lucht bevat minder zuurstof dan uitgeademde lucht Uitspraak 2: Ingeademde lucht bevat minder waterdamp dan uitgeademde lucht Welke uitspraak klopt of kloppen?
A
Uitspraak 1
B
Uitspraak 2
C
Beide uitspraken
D
Geen enkele uitspraak
Slide 16 - Quiz
Hoe heet de stof in je rode bloedcellen waar zuurstof aan bindt?
Slide 17 - Question ouverte
Sleep de zinnen naar het juiste vak
WAAR
NIET WAAR
Slagaders brengen bloed van het hart naar organen
Slagaders hebben een dunne wand
Slagaders hebben kleppen
In slagaders stroomt bloed snel
Slide 18 - Question de remorquage
Bij een hartslag zitten verschillende fasen. Bij welke fase gaan de slagaderkleppen open?
A
Samentrekken kamers
B
Samentrekken boezems
C
Hartpauze
D
Hartrust
Slide 19 - Quiz
Via de armslagaders komt er bloed in je armen en handen. Bij welke bloedsomloop horen de armslagaders?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Grote en kleine bloedsomloop
Slide 20 - Quiz
Welk bloedvat of welke bloedvaten heeft of hebben kleppen?
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten
Slide 21 - Quiz
Een zuurstofdeeltje gaat in de longen je bloed in en komt uiteindelijk in een spiertje in je linker kleine teen terecht. Via welk bloedvat komt het vanaf je longen in je hart?
Slide 22 - Question ouverte
Een zuurstofdeeltje gaat in de longen je bloed in en komt uiteindelijk in een spiertje in je linker kleine teen terecht. Door welke delen van je hart gaat het zuurstofdeeltje? (let op de volgorde!)
Slide 23 - Question ouverte
Je ziet een bloedvat op het plaatje hiernaast. Wat voor bloedvat is het?
A
Ader
B
Slagader
C
Haarvat
D
Dat is niet te zeggen
Slide 24 - Quiz
Welk bloedvat heeft een hele dunne wand?
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten
Slide 25 - Quiz
Wat is lymfe?
A
Lymfe is hetzelfde als weefselvloeistof
B
Vloeistof die uit de lymfevaten de weefsels in gaat
C
Weefselvloeistof met rode bloedcellen
D
Weefselvloeistof die in de lymfevaten is gestroomd
Slide 26 - Quiz
Dit is het einde van de toets!
Slide 27 - Diapositive
Wat vond je van deze manier van het hoofdstuk afsluiten?