ZELFKENNIS 2: Klimaatzones

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo, havo
• Leerjaar 1-3

ZELFKENNIS 1: Klimaatzones

In deze LessonUp test je je kennis over 'Klimaatzones'. 

Heb je meer dan 80% goed? Dan ben je een topper!

Tropische klimaatzone

1. Het klimaat is de gemiddelde temperatuur, neerslag en wind in een gebied over een langere periode.

1. waar
2. niet waar

2. In de buurt van de evenaar is het warmer omdat zonnestralen recht op het aardoppervlak vallen.

1. waar
2. niet waar

3. Het klimaat van een gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de afstand van dat gebied tot de evenaar.

1. waar
2. niet waar

4. Klimaatzones lopen in mooie rechte lijnen van oost naar west.

1. waar
2. niet waar

5. De klimaatzone die het dichtst bij de evenaar ligt heet de 'droge klimaatzone'.

1. waar
2. niet waar

6. In de tropische klimaatzone regent het minder dan in Nederland.

1. waar
2. niet waar

7. Doordat er in de buurt van de evenaar een ander klimaat is dan in Nederland wonen er in die buurt andere dieren dan in Nederland.

1. waar
2. niet waar

8. In de tropen zijn de bomen/planten het hele jaar groen.

1. waar
2. niet waar

Droge klimaatzone

1. Waar liggen de droge klimaatzones?

1. Ten oosten en westen van de tropische zone
2. Ten noorden en zuiden van de tropische zone.

2. Wat kun je zeggen over de temperatuur in de droge klimaatzone?

1. de temperatuur is te hoog
2. de temperatuur is te laag

3. Wat kun je zeggen over de hoeveelheid regen die valt in deze zone?

1. weinig regen
2. veel regen

4. Wat voor soort begroeiing kom je tegen in de droge klimaatzone?

Gematigde klimaatzone

1. De gematigde zone ligt ten noorden en ten zuiden van de droge zone.

1. waar
2. niet waar

2. Nederland ligt in de gematigde klimaatzone.

1. waar
2. niet waar

3. In de gematigde zone zijn er grote verschillen tussen de vier seizoenen.

1. waar
2. niet waar

4. In de gematigde zone groeien veel loofbomen die in het voorjaar bladerenkrijgen en die de bladeren in de winter weer verliezen.

1. waar
2. niet waar

5. In de gematigde zone zijn er weinig verschillen tussen gebieden.

1. waar
2. niet waar

Koude klimaatzone

1. Waar liggen de koude klimaatzones?

1. In de buurt van de Noordpool
2. in de buurt van de Zuidpool
3. In de hoge gebergtes
4. A, B en C zijn waar

2. Hoe ziet het landschap eruit in de koude klimaatzone?

1. met sneeuw en ijs bedekt landschap
2. veel groene vlaktes

3. Wat voor soort begroeiing kom je tegen in de koude klimaatzone?

1. veel bomen
2. mossen, gras en kleine struikjes.

4. Welke begroeiing kom je niet tegen in deze zone?

1. bomen
2. mossen