3.4 De handel groeit weer

De islam is....
A
Monotheistisch
B
Polytheistisch
1 / 26
suivant
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

De islam is....
A
Monotheistisch
B
Polytheistisch

Slide 1 - Quiz

Wie is de stichter van de Islam?
A
Karel de Grote
B
Bonifatius
C
Gabriel
D
Mohammed

Slide 2 - Quiz

De islam is een van de drie belangrijkste wereldgodsdiensten.
Wie was de belangrijkste profeet van de islam?
A
Jezus
B
Mohammed
C
Christus
D
Kalief

Slide 3 - Quiz


Wat betekent islam?
A
Onderwerping aan Allah
B
Zoeken naar Allah
C
Geloven in Allah
D
Allah is groot

Slide 4 - Quiz

3.4 De handel groeit weer
lesboek bladzijdes 153 t/m 160

Slide 5 - Diapositive

Steden en handel
Rond het jaar 1000 groeiden de steden weer. Deze belangrijke verandering werd veroorzaakt door een stijging van landbouwopbrengsten. Die stijging van de opbrengsten had twee oorzaken.

Ten eerste waren er vernieuwingen in de landbouw
Ten tweede lieten kloosters en heren woeste gronden ontginnen

Slide 6 - Diapositive

Drieslagstelsel
Dit is een landbouwmethode waarbij een stuk land in het eerste jaar wordt gebruikt voor wintergraan, in het tweede jaar voor zomergraan en in het derde jaar braak ligt, zodat de grond kan rusten. 

Slide 7 - Diapositive

Ontginnen
Bossen en moerassen worden geschikt gemaakt voor de landbouw. Bossen werden gekapt en moerassen drooggelegd. Hiervoor kwamen akkers in de plaats 

Slide 8 - Diapositive

Steden en handel
  • Door drieslagstelsel + ontginnen kon de oogst stijgen
  • Er was meer voedsel --> bevolking stijgen + meer voedsel over om te ruilen
  • Voedsel ruilen --> kruispunten wegen + rivieren 
  • Ook bij kloosters en kastelen 
  • Daar ontstonden dorpjes met handelaren + ambachtslieden
  • Sommige groeiden uit tot steden 

Slide 9 - Diapositive

Steden en handel
  • Steden handelde met omliggende gebied
  • Maar ook met gebieden verder weg --> Andere delen van Europa
  • Handelaren uit verschillende steden in Noord-Europa werkte samen --> Noem je een Hanze 
  • Door toenemende handel ook meer vraag naar geld, zo ontstond er weer een geldeconomie 

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

Huiswerk 
Lezen van paragraaf 3.4 De handel groeit weer
stuk tekst op bladzijde 154

Maken van paragraaf 3.4 in je DIGITALE werkboek vraag 1, 2, 3, 5 en 6 

Slide 13 - Diapositive

Wat is waar over het drieslagstelsel?
A
Een van de drie akkers lag braak.
B
Er werd elk jaar op dezelfde akkers graan verbouwd.
C
Een van de drie akkers was een boomgaard.
D
Een van de drie akkers was van de ridder.

Slide 14 - Quiz

De Hanze is....?
A
Meervoud van Hans
B
Een handelsvloot van de Romeinen
C
Rijke steden met een stadspoort
D
Een samenwerking van handelaars en steden

Slide 15 - Quiz

Hanzesteden hebben een samenwerkingsverband om met elkaar handel drijven. Welke stad is geen Hanzestad?
A
Deventer
B
Zutphen
C
Harderwijk
D
Amsterdam

Slide 16 - Quiz

Leerdoelen 
  • Je kunt uitleggen waarom de landbouwproductie steeg en de handel en steden weer groeiden
  • Je kunt de vier sociale lagen in een middeleeuwse stad noemen 
  • Je kunt uitleggen wat een gilde was
  • Je kunt uitleggen dat de burgers van Middeleeuwse steden machtiger werden  

Slide 17 - Diapositive

Leven in een middeleeuwse stad
  • dicht op elkaar wonen
  • Vies!
  • -> geen riolering
  • -> Dieren liepen vrij rond
  • -> Afval op straat

Slide 18 - Diapositive


Werken in een gilde
  • Omdat de oogst groter wordt, hoeft niet iedereen meer boer te zijn: er ontstaan andere beroepen: ambachten
  • Mensen met hetzelfde ambacht zitten in een gilde. Je MOEST hiervan lid zijn
  • Het gilde controleerde ook de kwaliteit van de producten en stelde de verkoopprijs vast.
  • Bij ziekte en overlijden kreeg het gezin hulp van het gilde.

Slide 19 - Diapositive

Van leerling 
tot meester
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.

  • Hiervoor moet je eerst meester worden:
  1. Je begon al erg jong als leerling;
  2. Daarna werd je gezel;
  3. En pas als je de meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.

Slide 20 - Diapositive







Een voorbeeld van een meesterproef.

Om meester te worden moest een poort worden gemetseld.

Slide 21 - Diapositive

Bestuur van de stad 
  • Eerst bestuurd door Heer
  • Heer 'verkocht' al snel stadsrechten = Het recht van de burgers van een stad om zichzelf te besturen. De burgers konden hun eigen regels en wetten maken.
  • Elke stad had eigen rechtbank --> bestond uit schout en schepenen 
  • Schout = voorzitter rechtbank. Schepenen = soort rechters 

Slide 22 - Diapositive


Rijke steden...met dikke muren



  • Steden waren interessant om te veroveren: ze waren rijk en lagen gunstig
  • Als steden stadsrechten hadden gekregen, mochten ze stadsmuren bouwen
  • Stadsmuren maakten de verovering van een stad vrijwel onmogelijk: de inwoners waren veilig!

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Lien

Huiswerk 
Lezen paragraaf 3.4 De handel groeit weer
stukken tekst op bladzijdes 156, 157 en 158

Maken van paragraaf 3.4 in je DIGITALE werkboek 7 t/m 12 

Slide 26 - Diapositive