Onderdeel 2 Cursus 6 Formuleren P3 Verwijzen naar Bezit

Onderdeel 2 Cursus 6 Formuleren paragraaf 3 
Verwijzen naar bezit
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Onderdeel 2 Cursus 6 Formuleren paragraaf 3 
Verwijzen naar bezit

Slide 1 - Diapositive

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands
- Je schrift 
- Je pen/etui

Heb je dit niet op tafel, dan zijn spullen niet in orde!
timer
1:30

Slide 2 - Diapositive

Doelstellingen:
  • Je kent de bezittelijke voornaamwoorden 

Slide 3 - Diapositive

Welk woord geeft hier bezit aan?
Geef terug! Dat is mijn bal!

Slide 4 - Question ouverte

Welke woorden geven 'bezit' aan?
(bezittelijk voornaamwoord)

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Lien

Verwijzen naar bezit
Giliam speelt met Giliams voetbal.
Het is duidelijk van wie de bal is: van Giliam. Toch leest de zin niet prettig. In een zin waar een bezit in staat, gebruik je een verwijswoord.
Giliam speelt met zijn voetbal.

Bezittelijke voornaamwoorden staan altijd vóór het bezit waar het bij hoort: haar moeder; onze vrienden; dit is mijn vulpen.
Het verwijswoord past meestal bij het onderwerp van de zin.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Aan de slag!
Maken opdracht 1 t/m 4 en 6, 7b en 8b. Samenwerken is oké
(blz. 220 en 221)


timer
20:00

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag!
Samen maken we opdracht 5

Slide 10 - Diapositive

Gisteren heb ik de verjaardag gevierd van ...... broer.
A
mijn
B
haar
C
zijn
D
onze

Slide 11 - Quiz

Lotte is verdrietig. Ze is ..... tas kwijt.
A
mijn
B
haar
C
zijn
D
onze

Slide 12 - Quiz

Het meisje is blij. Ze heeft .... tas terug.
A
mijn
B
haar
C
zijn
D
onze

Slide 13 - Quiz

Wij zijn boos op .... buurman, want hij gooit rommel over de schutting.
A
mijn
B
haar
C
zijn
D
onze

Slide 14 - Quiz

Welke woorden geven 'bezit' aan?
(bezittelijk voornaamwoord)

Slide 15 - Question ouverte

Vond je deze paragraaf moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Sondage

Waarom vind je dat?

Slide 17 - Question ouverte

Vragen?

Slide 18 - Question ouverte