VMBO 2 par 6.4 Komt de overheid rond?

Paragraaf 6.4
Komt de overheid rond
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Paragraaf 6.4
Komt de overheid rond

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel
Na deze les :
  • weet je wat de Rijksbegroting is  en wat de Miljoenennota is 
  • weet je hoe je met heel grote bedragen kan rekenen
  • weet je wat een begrotingstekort- of overschot is

  • Maar eerst even herhalen!

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhalen
  • 6.1 : wie of wat is de overheid? 
  • 6.2 : wat doet de overheid voor ons? 
  • 6.3 : hoe komt de overheid aan geld?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lesdoel 1
               Wat is de Rijksbegroting en wat is de Miljoenennota

Let op : we gaan eerst een filmpje kijken en daar staat belangrijke info in !!!

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Rijksbegroting
De Rijksbegroting een overzicht van alle inkomsten en uitgaven die de Rijksoverheid in het jaar verwacht
De Miljoenennota is een samenvatting van de Rijksbegroting

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Begrotingstekort of overschot
Begrotingstekort
de overheid heeft meer uitgaven dan inkomsten 
of minder inkomsten dan uitgaven
Begrotingoverschot
de overheid heeft meer inkomsten dan uitgaven 

ze hebben geld over!

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenen met grote getallen
1 miljard euro = 1.000.000.000 (9 nullen en ervoor nog 1 of meer cijfers )
1,5 miljard  = 1.500.000.000 (let op het aantal nullen!)
 
1 miljoen euro = 1.000.000 (6 nullen en ervoor nog 1, 2 of 3 cijfers)
1,5 miljoen  =  1.500.000 (let op het aantal nullen!)  

1 duizend euro = 1.000 (3 nullen en ervoor nog 1, 2 of 3 cijfers)
15.000   150.000

Van achter naar voor zet je na 3 cijfers een punt

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rekenmachine
Let op met je rekenmachine
De punt op een rekenmachine is een komma

punt = € 1.100 = éénduizendéénhonderd euro (deze punt niet intikken op je rekenmachine!!!)

komma = € 1,10 = één euro en 10 cent (nu wel die punt (komma) intikken!!!)

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
MAAK UIT JE BOEK DE VRAGEN 49, 51, 52, 53, 57 en 60

Gebruik bij som 49 en 53 de formule:
(DEEL : GEHEEL) x 100  of  (WAT : WAARVAN) x 100
timer
10:00

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat staat er in de rijksbegroting?
A
De verwachte inkomsten en uitgaven voor het komende jaar.
B
Wie de ministers zijn het komende jaar.
C
Welke keuzes de regering heeft gemaakt
D
De miljoenennota

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een rijksbegroting?
A
Overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van de rijk
B
Het grote romeinse rijk
C
Toelichting op de inkomsten en uitgaven
D
Inkomsten en uitgaven van Dhr.Lyahyaoui

Slide 12 - Quiz

Rijksbegroting
Een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven van het Rijk voor het komende jaar.
De miljoenennota is een toelichting van de rijksbegroting
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noem je de samenvatting van de rijksbegroting?
A
Begrotingstekort
B
Staatsschuld
C
Miljoenennota
D
Begrotingsoverschot

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een begrotingstekort?
A
Als je meer uitgaven hebt dan inkomsten
B
Als je meer inkomsten hebt dan uitgaven

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kan de overheid doen als zij een begrotingstekort hebben?
A
De belastingen verlagen
B
Meer geld uitgeven aan de gezondheidszorg
C
Geld lenen bij de bank
D
Niks

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1 miljard =
A
1.000.000
B
1.000 miljoen
C
1.000.000.000.000

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De overheid verwacht 600 miljard aan inkomsten en 630 miljard aan uitgaven.
A
Begrotingsoverschot
B
Begrotingstekort

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

1 miljard is ...
A
1.000.000.000
B
1.000.000
C
10.000.000
D
100.000.000

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions