Rechtsstaat oefentoets

Oefentoets Rechtsstaat
Lesdoel: voorbereiden op de toets door te oefenen.

Lesplan:
1. we bespreken het rechtbank bezoek
2. We gaan samen aan de slag met het maken van 11 oefenvragen
3. Je gaat zelf aan de slag met de begrippenlijst/ ik kom langs om de aantekeningen af te tekenen

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets Rechtsstaat
Lesdoel: voorbereiden op de toets door te oefenen.

Lesplan:
1. we bespreken het rechtbank bezoek
2. We gaan samen aan de slag met het maken van 11 oefenvragen
3. Je gaat zelf aan de slag met de begrippenlijst/ ik kom langs om de aantekeningen af te tekenen

Slide 1 - Diapositive

Welke vragen heb je nog/ Waarover wil je nog uitleg?

Slide 2 - Question ouverte

Uitleg
Rechtsbescherming
Rechtshandhaving

Slide 3 - Diapositive

Toetsstof 
H2 Rechtsstaat

Toets (40 min.): 
- 17 meerkeuzevragen 
- 5 open vragen 

Slide 4 - Diapositive

In Nederland zijn rechters onafhankelijk. Toch mogen zij niet zomaar de straffen opleggen die zíj zouden willen. Waarom mogen rechters een strafmaat niet helemaal zelf bepalen?

Slide 5 - Question ouverte

De officier van justitie eiste een hogere straf dan de rechter uiteindelijk gaf.
De rechter kan afwijken van de eis van de officier van justitie omdat:
A
rechters elke straf mogen geven die zij maar willen.
B
de twee verdachten ontkenden.
C
de officier van justitie onafhankelijk is.
D
de rechter onafhankelijk is.

Slide 6 - Quiz

Stelling: De officier van Justitie mag WEL / NIET beslissen of er een rechtszaak tegen een verdachte komt, omdat….

typ: wel / niet en omdat......

Slide 7 - Question ouverte

Noem twee redenen voor een Officier van Justitie om over te gaan op seponeren.

Slide 8 - Question ouverte

Stel, de tbs-regeling heeft niet het beoogde effect.
Welke macht binnen de trias politica beslist dan of deze regeling moet worden veranderd of afgeschaft?
A
De wetgevende macht.
B
De uitvoerende macht.
C
De rechterlijke macht.
D
Volgens de ‘checks and balances’: de drie machten samen

Slide 9 - Quiz

De officier van justitie heeft onvoldoende bewijs gevonden tegen een inbreker. Hij zal vrijwel zeker:
A
de zaak seponeren.
B
een transactie voorstellen.
C
de verdachte vervolgen.
D
de zaak teruggeven aan de rechter.

Slide 10 - Quiz

Geef een voorbeeld van een grondrecht welke noodzakelijk is voor een rechtsstaat. Leg uit waarom

Slide 11 - Question ouverte

Wilders moest voor de rechter verschijnen. Hoe is dat een uiting van de Trias Politica en botsende grondrechten?

Slide 12 - Question ouverte

Sommige mensen vinden dat bij strafoplegging vooral de slachtoffers genoegdoening moeten krijgen. Welke doelen van straf spelen dan vooral een rol? Ligt je antwoord toe

Slide 13 - Question ouverte

In een totalitair regime roept een rechter: ik maak hier de regels! Hoe merk je aan de net-beschreven-situatie dat er in dat totalitair regime geen rechtsbescherming is?

Slide 14 - Question ouverte

Na voetbalrellen neemt de politie tien supporters mee naar het bureau. Ze worden verdacht van geweldpleging en vernieling.
De politie mag de supporters:
I. een strafbeschikking uitvaardigen.
II. een transactie opleggen.
III. fouilleren.

A
Alleen I is juist.
B
I en II zijn juist.
C
Alleen III is juist.
D
I, II en III zijn juist.

Slide 15 - Quiz

De verhouding tussen overheid en burgers staat centraal in het:
A
publiekrecht.
B
ondernemingsrecht.
C
bestuursrecht.
D
privaatrecht.

Slide 16 - Quiz

Ridouan Taghi verliet stopte op zijn 17de met het vwo en sloot zich aan bij een jeugdbende en ging handelen in hasj en cocaïne. Welke theorie verklaart niet dat hij in de criminaliteit terecht kwam?
A
Aangeleerd gedrag
B
Anomie theorie
C
rationele keuze theorie
D
bindingstheorie

Slide 17 - Quiz

Welke van de beweringen is of zijn juist?
I. Als de officier van justitie een zaak seponeert, volgt er altijd een transactie.
II. De rechter bepaalt of er een rechtszaak tegen een verdachte komt.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.

Slide 18 - Quiz

Grondrechten kunnen botsen.
Als Tweede Kamerlid Geert wilders roept dat hij minder, minder, minder Marokanen wil, botsen de grondrechten Gelijkheidsbeginsel en Vrijheid van Meningsuiting. Hoe wordt bepaald welk grondrecht bepalend is?

Slide 19 - Question ouverte

De rechtszaak van Ridouan loopt nog. Welke straf krijgt hij waarschijnlijk?
A
HALT
B
Vrijheidsstraf
C
TBS
D
Maatregel

Slide 20 - Quiz

Een winkeldief die voor de eerste keer voor diefstal is gearresteerd, krijgt van de rechter vier weken voorwaardelijke celstraf.
Welke doelen van straffen spelen hierbij een belangrijke rol?
A
Vergelding en afschrikking.
B
Beveiliging van de samenleving en vergelding.
C
Wraak en vergelding.
D
Beveiliging van de samenleving en afschrikking.

Slide 21 - Quiz

Binnen het strafrecht bedoelen we met het voorkomen van eigenrichting dat:
A
de officier van justitie niet zelf mag bepalen welke straf een verdachte krijgt.
B
de officier van justitie de rechter stuurt bij het bepalen van de strafmaat.
C
de rechter zelf de strafmaat mag bepalen.
D
burgers het recht niet in eigen hand gaan nemen.

Slide 22 - Quiz

Wie behoort tot het Openbaar Ministerie?
A
De officier van justitie.
B
De advocaat.
C
De politie.
D
De rechter.

Slide 23 - Quiz

Vrijheid van meningsuiting is een voorbeeld van een:
A
Klassieke grondrecht.
B
Sociale grondrecht.

Slide 24 - Quiz

Recht op onderwijs is een voorbeeld van een:
A
Klassieke grondrecht.
B
Sociale grondrecht.

Slide 25 - Quiz

Welke van de volgende beweringen is of zijn juist?
I. Het gebruik van digitale technologie brengt risico’s mee voor de veiligheid en rechten van burgers in een rechtsstaat.
II. Het gebruik van algoritmes in de opsporing van strafbare feiten is in Nederland verboden.
A
I is juist, II is onjuist
B
1 is onjuist, II is juist
C
I en II zijn juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 26 - Quiz

De verhouding tussen overheid en burgers staat centraal in het:
A
publiekrecht.
B
ondernemingsrecht.
C
bestuursrecht.
D
privaatrecht.

Slide 27 - Quiz

Welk grondrecht staat onder druk als een werkgever een werknemer weigert vanwege zijn of haar seksuele geaardheid?
A
Het recht op gelijke behandeling.
B
Het recht op vrijheid van meningsuiting.
C
Het recht op vrijheid van onderwijs.
D
Het recht op vrijheid van geloof.

Slide 28 - Quiz

Welke van de beweringen is of zijn juist?
I. In Nederland is uitlokking als methode voor het opsporen van crimineel gedrag toegestaan.
II. Wetsovertreders lokken met een lokmiddel mag alleen als gewone opsporing geen verdachte heeft opgeleverd.
A
I I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 29 - Quiz

Noem een argument voor en tegen een juryrechtsspraak

Slide 30 - Question ouverte

Ridouan wordt in 2019 gevonden in Dubai. Hij wordt naar Nederland vervoert en de politie heeft het proces-verbaal geschreven. Wat is de volgende stap?
A
politie start een onderzoek
B
seponeren
C
de officier beslist wat te doen
D
rechtszaak

Slide 31 - Quiz

Aan de slag
Aantekeningen aanvullen met samenvatting:
Begrippenlijst maken

Volgende week controle: samenvatting/ begrippenlijst

Slide 32 - Diapositive