H4.3 Crisis in de jaren '30

Van oorlog naar oorlog
Crisis in de jaren dertig



Geschiedenis - Basis 2
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Van oorlog naar oorlog
Crisis in de jaren dertig



Geschiedenis - Basis 2

Slide 1 - Diapositive

0

Slide 2 - Vidéo

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...
...ken je de begrippen economische crisis. (R)
...weet je hoe de economische crisis in de jaren dertig ontstond. (T1)
...weet je welke gevolgen de crisis had voor Duitsland. (T1)

Slide 3 - Diapositive

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.

Slide 4 - Diapositive

blz. 100B
herstelbetalingen
Geld dat de verliezer na de oorlog aan de overwinnaars moet betalen. 

Slide 5 - Diapositive

Even gaat het beter
Het bedrag van de herstelbetalingen was té hoog. Daarom leenden de Duitsers geld van de Verenigde Staten. 

Heel eventjes ging het goed met de Duitse economie. Maar...
herstelbetaling
Geld dat de verliezer na een oorlog aan de overwinnaars moet betalen.

Slide 6 - Diapositive

3

Slide 7 - Vidéo

blz. 102C
economische crisis
Periode waarin het slecht gaat met de economie, waardoor veel mensen werkloos zijn. 

Slide 8 - Diapositive

00:35
Hoe zijn de mensen in de video rijk geworden?
A
Ze hebben er heel hard voor gewerkt.
B
Ze hebben veel huizen gekocht en verhuren die.
C
Ze hebben veel aandelen en worden slapend rijk.
D
Ze hebben alles geërfd van hun ouders.

Slide 9 - Quiz

01:15
Met welke gebeurtenis dalen de aandelen op de beurs?
A
Zwarte maandag
B
Zwarte donderdag
C
Zwarte zaterdag
D
Zwarte zondag

Slide 10 - Quiz

02:02
Zijn de mensen op het filmpje aan het eind nog net zo rijk?
A
Ja, ze hebben zelfs meer geld verdiend.
B
Ja, maar niet meer zo rijk als eerst.
C
Nee, ze zijn niet meer zo rijk als eerst.
D
Nee, ze hebben al hun geld verloren.

Slide 11 - Quiz

24 oktober 1929
Voorpagina van 'The Daily News'. Het opend met een foto van de beurskrach van 1929. Je ziet mensen 'rennen' naar de bank om hun geld op te halen. Deze dag (24 oktober 1929) wordt ook wel 'zwarte donderdag' genoemd.

Slide 12 - Diapositive

Crisis in Amerika
Als je iets koopt kan je in sommige winkels later betalen. Dat noemen we 'kopen op afbetaling' of je leent geld van de bank. Op zwarte donderdag zijn die aandelen ineens niets meer waard. 
kopen op afbetaling
Dat je spullen koopt die je pas later betaald. Bijvoorbeeld je koopt nu een nieuwe telefoon, maar pas over twee jaar betaal je daarvoor. 
zwarte donderdag
Een donderdag in 1929 waarop de beurs op Wall Street (New York - Amerika) ineen stort. Dit is het begin van de economische crisis van de jaren dertig. 
aandelen
Als je een aandeel hebt, heb je een stukje van een bedrijf gekocht. Als het bedrijf winst maakt, krijg jij een stukje van die winst. Maar als het bedrijf verlies maakt, krijg je niets.
Een aandeel koop je voor een bepaalde hoeveelheid geld. Het kan zijn dat een bedrijf stopt met bestaan. Je aandeel is dan niets meer waard. Het geld krijg je niet terug.

Slide 13 - Diapositive

Crisis in Amerika
Het gaat helemaal mis in Amerika. 
Fabrieken bleven zitten met hun producten en hadden minder arbeiders nodig. Deze mensen werden ontslagen. Omdat je geen werk meer hebt, heb je ook geen geld meer en dus kan je niets kopen. Ook kan je de lening bij de bank niet meer betalen.
kopen op afbetaling
Dat je spullen koopt die je pas later betaald. Bijvoorbeeld je koopt nu een nieuwe telefoon, maar pas over twee jaar betaal je daarvoor. 
zwarte donderdag
Een donderdag in 1929 waarop de beurs op Wall Street (New York - Amerika) ineen stort. Dit is het begin van de economische crisis van de jaren dertig. 
aandelen
Als je een aandeel hebt, heb je een stukje van een bedrijf gekocht. Als het bedrijf winst maakt, krijg jij een stukje van die winst. Maar als het bedrijf verlies maakt, krijg je niets.
Een aandeel koop je voor een bepaalde hoeveelheid geld. Het kan zijn dat een bedrijf stopt met bestaan. Je aandeel is dan niets meer waard. Het geld krijg je niet terug.

Slide 14 - Diapositive

Crisis in Amerika
Als je je lening niet meer kan betalen, ontvingen de banken hun geld niet meer. 
Met als gevolg dat de banken failliet gingen. Hierdoor kwamen ook andere landen in de problemen en was de economische crisis een wereldcrisis geworden. 
failliet
Dat een bedrijf ophoudt met bestaan omdat het geen geld meer heeft.
economische crisis
Als het heel slecht gaat met de economie en daardoor veel mensen werkloos en arm zijn.

Slide 15 - Diapositive

blz. 102D
uitkering
Een geldbedrag dat je krijgt van de overheid als je niet kan werken. 

Slide 16 - Diapositive

Crisis in Duitsland
Door de economische crisis in Amerika konden deze geen geld meer lenen aan Duitsland. 
Hierdoor werden veel mensen werkloos en het geld werd niets meer waard. De regering wist niet hoe ze dit op moesten lossen. 
werkloos
Als je geen werk meer hebt.
regering
Het bestuur van een land.
economische crisis
Als het heel slecht gaat met de economie en daardoor veel mensen werkloos en arm zijn.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Zet de zinnen in de goede volgorde.
1
2
3
4
5
Bedrijven hebben te grote voorraden en moeten mensen ontslaan.
Bedrijven moeten nog meer mensen ontslaan.
Mensen lenen geld om spullen te kopen.
Nog meer mensen raken werkloos.
Werkloze mensen kopen weinig producten meer.

Slide 19 - Question de remorquage

Vul aan:
Amerika leende geld aan Duitsland ...
A
...want dan konden ze de herstelbetalingen betalen.
B
...want dan konden ze brood kopen.
C
...want dan konden ze veel geld sparen.
D
...want dan konden ze een sterk leger maken.

Slide 20 - Quiz

Wat is een economische crisis?
A
Als het heel goed gaat met de economie en iedereen werk heeft.
B
Als het heel goed gaat met de economie, maar niet iedereen werk heeft.
C
Als het heel slecht gaat met de economie en iedereen werk heeft.
D
Als het heel slecht gaat met de economie en veel mensen werkloos zijn.

Slide 21 - Quiz

Vul aan:
Als je werkloos bent dan ...
A
...heb je geen werk.
B
...heb je werk.
C
...ben je rijk.
D
...heb je veel leningen.

Slide 22 - Quiz

Met welke gebeurtenis begon de economische crisis van de jaren dertig?
A
Met zwarte maandag, aandelen waren ineens niets meer waard.
B
Met zwarte donderdag, aandelen waren ineens niets meer waard.
C
Met zwarte zaterdag, aandelen waren ineens super veel geld waard.
D
Met zwarte donderdag, aandelen waren ineens super veel geld waard.

Slide 23 - Quiz

Gevolg op korte of lange termijn?
De Verenigde Staten leenden geen geld meer aan Duitsland.
A
Korte termijn
B
Lange termijn

Slide 24 - Quiz

Gevolg op korte of lange termijn?
Veel Duitsers wilden een sterke leider.
A
Korte termijn
B
Lange termijn

Slide 25 - Quiz

Gevolg op korte of lange termijn?
Veel mensen raakten werkloos.
A
Korte termijn
B
Lange termijn

Slide 26 - Quiz

Begrippen uit deze les
  • Economische crisis

Slide 27 - Diapositive

Als het slecht gaat met de economie en daardoor veel mensen werkloos en arm zijn, noemen we ...
A
...een herstelbetaling
B
...pech voor deze mensen
C
...een economische crisis
D
...een pandemie

Slide 28 - Quiz

Leg in je eigen woorden uit wat een economische crisis is.

Slide 29 - Question ouverte

Jaartallen uit deze les

  • 1929: Beurskrach in Amerika, start economische crisis jaren dertig

Slide 30 - Diapositive

Wat gebeurde er in 1929?
A
De beurs stortte in waardoor aandelen niets meer waard waren.
B
Zwarte donderdag gebeurde, waardoor een economische crisis kwam.
C
Amerika kon geen geld meer lenen aan Duitsland.
D
Al deze antwoorden zijn goed.

Slide 31 - Quiz

Waarom was juist in Duitsland deze economische crisis zo zwaar?

Slide 32 - Question ouverte

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 33 - Question ouverte

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 34 - Question ouverte