21/22 week 6 les 1 (klas 3)

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Terugblik:
Wat zijn de vormen van de persoonsvorm tegenwoordige tijd?
A
stam + de/te of stam + den/ten
B
stam, stam + t of het hele werkwoord
C
het hele werkwoord + d
D
alleen de stam

Slide 2 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
De vliegtuigen ....... op tijd.
A
land
B
lande
C
landen
D
landden

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm tegenwoordige tijd?
Ik ______________ (pesten)
A
pesdt
B
pest

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm tegenwoordige tijd van 'deleten'?
A
ik deletete
B
ik delet
C
ik delete
D
ik deletetete

Slide 5 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Dat (gebeuren) beslist niet!
A
gebeurt
B
gebeurd

Slide 6 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd:
Ik ......(schrijven) de brief.
A
schreef
B
schreven
C
schrijf
D
schreeft

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Hij ______________ (luisteren)
A
luisterde
B
luisterdde

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Jij ______________ (lenen)
A
leendde
B
leende

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (pakken)
A
pakde
B
pakte

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Zij ______________ (rusten)
A
ruste
B
rustte

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Meervouds-n bij verwijzing

Slide 13 - Diapositive

Wanneer komt er een meervouds -n achter het verwijswoord?
A
Als het verwijst naar personen.
B
Als het zelfstandig in de zin staat en verwijst naar personen
C
Als er een zelfstandig naamwoord achter staat.

Slide 14 - Quiz

Je moet beide/ beiden handen aan het stuur houden.
A
beide
B
beiden

Slide 15 - Quiz

Sommige / Sommigen mannen worden ooit vader.
A
sommige
B
sommigen

Slide 16 - Quiz

Sommige/Sommigen van de bomen zijn al groot.
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 17 - Quiz

Hij heeft alle/allen cola opgedronken.
A
alle
B
allen

Slide 18 - Quiz

De kippen waren alle/allen ontsnapt.
A
alle
B
allen

Slide 19 - Quiz

Alle/ allen zijn welkom op de musical.
A
alle
B
allen

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Opdracht 6 op blz. 78

Slide 21 - Diapositive

Huiswerk
Opdracht 7  --> blz. 78
Huiswerk

Slide 22 - Diapositive