Hoofdstuk 2 - Persoongegevens noteren

Persoonsgegevens invullen
Wat zijn je persoonsgegevens?
Hoe vul je dat juist in?
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Persoonsgegevens invullen
Wat zijn je persoonsgegevens?
Hoe vul je dat juist in?

Slide 1 - Diapositive

Wat is je roepnaam?
A
Zo word je genoemd door je familie
B
Eerste naam in je paspoort

Slide 2 - Quiz

Wat is je voornaam?
A
De eerste naam in je paspoort
B
Zo noemen je vrienden jou

Slide 3 - Quiz

Doelen van de les
  • Ik weet hoe ik mijn persoonsgegevens juist moet invullen op een formulier
  • Ik weet de afkortingen die met persoonsgegevens te maken hebben

Slide 4 - Diapositive

Wat zijn persoonsgegevens?
Is alle informatie over een persoon. Over jou...
Denk aan: naam, adres, bankgegevens , e-mailadres etc.

Slide 5 - Diapositive

Een sportclub of bijv. een bedrijf hebben soms gegevens van je nodig als je lid wilt worden. Anders kunnen zij geen geld ontvangen 
(bankgegevens) of kan jouw tijdschrift niet naar je toegezonden worden.
Hoe noteer je die gegevens goed? Wat wordt er gevraagd?

Slide 6 - Diapositive

Voornaam: Je eerste naam in je paspoort/id
Tussenvoegsel: de, van, het, van de , van den ( etc.)
Achternaam: Je familienaam ( bijv. de Vries, Jansen, Haanschoten)
Roepnaam:Zo word je genoemd. Je kunt bijvoorbeeld in je paspoort Cornelis heten. Je roepnaam kan dan Coen zijn.
Voorletter: De eerste letter van je voornaam. Je schrijft de letter met een hoofdletter.
Dhr.: de heer
Mevr.: mevrouw
Initialen: eerste letters van je namen die in je paspoort of id staan

Slide 7 - Diapositive

Adresgegevens

De adresgegevens bestaan uit:

    Straatnaam
    huisnummer
    postcode
    woonplaats
Voorbeeld:



Ds. Kuyperlaan 1
3863 CA
Nijkerk

Slide 8 - Diapositive

Belangrijke woorden,
allemaal nét iets anders.
  • Woonplaats: de stad of dorp waar je nu woont
  • Geboorteplaats: de stad of dorp waar je bent geboren
  • Nationaliteit: het land waar je vandaan komt, dat in je paspoort of id staat
  • Land van herkomst: Het land waar je geboren bent
Je gebruikt  - se bij nationaliteit: Nederlandse / Turkse /Marokkaanse

Slide 9 - Diapositive

Burgerlijke staat
Burgerlijke staat = woonsituatie
  • Alleenstaand:je woont alleen. Je kunt wel een relatie hebben maar daar woon je niet mee samen
  • Samenwonend: je woont samen met een partner, niet getrouwd
  • gehuwd: je woont samen met een partner, getrouwd
  • gescheiden: getrouwd geweest

Slide 10 - Diapositive

Zelf maken
Boekje 
Hoofdstuk 2
Opdracht 1 tot en met opdracht 11

Klaar?
Laat door mij controleren.

Slide 11 - Diapositive