Lezen hoofdstuk 4 herhalen

Lezen hoofdstuk 4
tekstverbanden
Herhaling met de opdrachten van "de brug"
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lezen hoofdstuk 4
tekstverbanden
Herhaling met de opdrachten van "de brug"

Slide 1 - Diapositive

Een tekstverband...
Bepaalt waarom twee tekstgedeeltes, twee zinnen of zelf een aantal woorden bij elkaar horen. 

Denk aan: Ik heb hard gewerkt. Ik heb al mijn huiswerk af.
Deze zinnen horen bij elkaar, maar zijn nog niet verbonden.
Ik heb hard gewerkt, daardoor heb ik al mijn huiswerk af. 
Het woord 'daardoor' is het SIGNAALwoord dat de zinnen met elkaar verbind. 

Slide 2 - Diapositive

Maak zelf een verband tussen de volgende zinnen.
Mijn moeder is boos. Ik ben te laat thuisgekomen.

Slide 3 - Question ouverte

Tekstverbanden en signaalwoorden

Chronologisch tekstverband: geeft aan dat iets in een bepaalde volgorde gebeurt.

Signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens

Slide 4 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsommend verband:
Noemt allemaal dingen achter elkaar. 

Signaalwoorden: ook, en, bovendien, verder

Slide 5 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstellend verband:
Je noemt het tegengestelde van iets. 

Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, hoewel

Slide 6 - Diapositive

Tekstverbanden en signaalwoorden
Toelichtend verband:
Geeft een voorbeeld of een uitleg.

Signaalwoorden: zoals, bijvoorbeeld, neem nou, denk aan

Slide 7 - Diapositive

Zorg dat je nu eerst de tekst leest op
blz. 243

De vragen volgen. 
Beantwoord de vragen zo goed mogelijk.
Je mag je boek gebruiken. Op bladzijde 102 staan nog veel signaalwoorden. 

Slide 8 - Diapositive

Wat is het onderwerp van de tekst?
Lees de tekst oriënterend.
A
onvoldoendes
B
leuke leraren
C
ontslag leraren
D
schooldirectie

Slide 9 - Quiz

Wat betekenen de volgende woorden uit de tekst? 
presteren
gekluns
de knoop doorhakken
protesteren
onhandig gedrag

een besluit nemen

doen, iets bereiken
ergens tegenin gaan

Slide 10 - Question de remorquage

Aan welk signaalwoord herken je de tegenstelling in alinea 3?

Slide 11 - Question ouverte

Welke reden wordt gegeven voor de slechte prestaties van de leerlingen?

Slide 12 - Question ouverte

Welk tekstverband herken je in alinea 4?
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband

Slide 13 - Quiz

Waarnaar gaat de directie van de school op zoek?
A
leerlingen
B
leraren Engels
C
leraren
D
superleraren

Slide 14 - Quiz

Alinea 10. Waar of niet waar?
Je kunt niet individueel meedoen aan een toertocht.

A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Waar of niet waar?
De ontslagen docenten zijn blij dat ze weggaan.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz