avoir en être, leesvaardigheid

Bienvenue
Mercredi le
10 mars

Online meedoen voor iedereen is mogelijk.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Bienvenue
Mercredi le
10 mars

Online meedoen voor iedereen is mogelijk.

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen:
- zinnetjes paragraaf C behandelen + variaties
- In gesprekskamertjes oefenen
- Paragraaf D starten
- Huiswerk opgeven

Slide 2 - Diapositive

Welke variatie heb je gemaakt op
'le mardi, j'ai ... et ...'

Slide 3 - Question ouverte

Welke variatie heb je gemaakt op
'il est neuf heures et demie'

Slide 4 - Question ouverte

Welke variatie heb je nog meer gemaakt?

Slide 5 - Question ouverte

Online: in gespreksruimtes
In de klas:
twee aan twee op afstand
timer
3:00

Slide 6 - Diapositive

Paragraaf D (hoofdstuk 3)
Na afloop van de lessenserie:
-  ken je de vormen van het werkwoord être uit je hoofd
- weet je wanneer je welke vorm moet gebruiken
- kun je de vormen correct spellen en uitspreken
- weet je het verschil tussen avoir en être
- kun je herkennen wanneer je welk werkwoord nodig hebt
- kun je zinnen maken met juist gebruik van de werkwoorden avoir of être

Slide 7 - Diapositive

Le verbe être (het werkwoord "zijn")

Slide 8 - Diapositive

Gebruik:
1.  Als je iets over iemand zegt (karaktereigenschap of beschrijving)
Il est sypma - elle est grande - nous sommes contents 

Hij is aardig -       zij is groot          -          wij zijn blij

2.  Als je vertelt waar je je bevindt (waar je bent)
Je suis à l'école            ik ben op school
Tu es à la maison             Jij bent thuis

Slide 9 - Diapositive

Gebruik (vervolg):
3. Als je jezelf voorstelt
Je suis Marie             Ik ben Marie
Nous sommes Luc et Philippe                 Wij zijn Luc en Philippe

4. Nationaliteit aangeven
Je suis anglais                 Ik ben Engels
Elle est chinoise              Zij is Chinees
Nous sommes hollandais              Wij zijn Nederlands
Vous êtes américain               U bent Amerikaans

Slide 10 - Diapositive

Tu es
Vous êtes
Je suis
Ils sont
Il est
Nous sommes
Ik ben
Wij zijn
Zij zijn
U bent
Jij bent
Hij is

Slide 11 - Question de remorquage

Slide 12 - Lien

Ga nu oefenen met verbuga.eu
- klik ook eens het werkwoord avoir erbij aan
- let op de NL vertaling
- daag jezelf uit: zet hem op Nederlands-Frans!

Maken paragraaf D helemaal
Leren être (kijk naar leerdoelen) en oefen via verbuga.eu en slim stampen en Quizlet

Slide 13 - Diapositive

Bienvenue
Mercredi le
17 mars

Online meedoen voor iedereen is mogelijk.

Slide 14 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen:
- Grandes Lignes oefening 17E doorlopen
- Oefeningen in LessonUp met être
- Zinnen maken met juist gebruik être
- Quizlet live proberen
Gebruik GEEN vertaalmachine! Dat valt meteen op en je leert niet zelf nadenken en je boek gebruiken!

Slide 15 - Diapositive

Tekst
Ander werkwoord
être
Je suis à l'école.
Tu as un frère.
Vous êtes dans la cantine
Vous avez une glace.
Ils ont un ordinateur.
Tu es sympa
Elles sont à la maison.
Tu parles anglais.
Il est anglais.
Nous sommes en vacances.
Nous avons un chat.

Slide 16 - Question de remorquage

Vertaal de zinnen uit de sleepvraag naar het Nederlands:
  1. Je suis à l'école.
  2. Tu as un frère.
  3. Vous êtes dans la cantine.
  4. Vous avez une glace.
  5. Ils ont un ordinateur.
  6. Tu es sympa.
  7. Elles sont à la maison.
  8. Tu parles anglais.
  9. Nous avons un chat
  10. Il est anglais. 
  11. Nous sommes en vacances.
  1. Neem de zinnen over in je schrift.
  2. Onderstreep de PV
  3. Noteer van welk werkwoord de PV is
  4. Vertaal de zin naar het Nederlands.
timer
20:00

Slide 17 - Diapositive

Zo ziet dat eruit:


1. Je suis à l'école.
werkwoord être = zijn
Ik ben op school.
À toi maintenant!
En nu jij!

Slide 18 - Diapositive

Voor wie nog een extra filmpje wil kijken en meer zinnen wil zien met het gebruik van het werkwoord être: bekijk dan de volgende slide.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

In de mini-toetsweek krijg je een leestoets voor Frans. Lezen is een vaardigheid en die bouw je op door het volgende toe te passen:
Woord
Zin
Alinea
Tekst
Samenhangend verhaal
Leesvaardigheid
Woordjes leren? Ja!
Woordjes vertalen? Nee!
Thema's van hoofdstuk 1,2,3

Slide 21 - Diapositive

Voorbereiding leestoets:
Van elk hoofdstuk:
- hoofdstukthema's doornemen
- woordjes A, B, E, F doornemen/leren
- teksten doornemen, bekijk opbouw en vraagstelling

Slide 22 - Diapositive