Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
10.1 Casus Industriële revolutie
Slide 1 - Diapositive
Leerdoel
Aan het eind van hoofdstuk 10 kun je de sociale veranderingen in Nederland herkennen en uitleggen in het verhoudingsvraagstuk
10.1 start met de industriële revolutie en de gevolgen voor gelijkheid in de samenleving
Vraagstuk over de manier waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze verschillen
Slide 2 - Diapositive
Wat weet jij eigenlijk nog van de Industriële Revolutie?
Slide 3 - Carte mentale
Welk begrip hoort bij deze betekenis: Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie
Slide 4 - Quiz
Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.
Slide 5 - Quiz
Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector
Slide 6 - Quiz
In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland
Slide 7 - Quiz
Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten
Slide 8 - Quiz
Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw
Slide 9 - Quiz
In welke beroepen begon de Industriele revolutie?
A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel
Slide 10 - Quiz
Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel
Slide 11 - Quiz
Industriële Revolutie
De overgang van kleinschalige handmatige productie naar grootschalige machinale productie
Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland (als gevolg van de bevolkingsgroei)
Slide 12 - Diapositive
van kleinschalige handmatige productie...
... naar grootschalige machinale productie
Slide 13 - Diapositive
Nederland industrialiseert laat
Pas vanaf 1870
Handel blijft voor veel investeerders belangrijk: weinig vertrouwen in de industrie
Geen geschikte grondstoffen voor industrie
Slechte infrastructuur
Grondstoffen kopen in het buitenland was duur
Slide 14 - Diapositive
Nederland industrialiseert...toch
Vanaf 1870 steeds meer fabrieken
Liberalen aan de macht: meer economische vrijheid
Willem 1 wil van Nederland een modern land maken met goede infrastructuur en industrie
Voldoende arbeidskrachten
Slide 15 - Diapositive
De industriële revolutie
Door de industriële revolutie veranderde er veel in de maatschappij
Hoewel er altijd al sprake was van SOCIALE ONGELIJKHEID bleek dat door de industriële revolutie alleen maar te zijn toegenomen
Slide 16 - Diapositive
sociale ongelijkheid
Door de industriële revolutie ontstond er een klassensamenleving.
De sociale mobiliteit steeg, maar de sociale ongelijkheid ook.
Slide 17 - Diapositive
Democratisering
Het proces van verandering van de machts- en gezagsverhoudingen door een grotereinspraak en medezeggenschap van degenen met minder macht.
Twee belangrijke ontwikkelingen daarbij:
Steeds meer politieke en sociale rechten voor burgers
Ontstaan van een volksvertegenwoordiging
Slide 18 - Diapositive
Zelfstandig aan het werk!
Beantwoord in lessonup de vragen uit deze ppt en bekijk de filmpjes.
Lees 10.1
Maak 10.1 casus blz. 93 werkboek
Slide 19 - Diapositive
Wat biedt meer zekerheid, de standensamenleving of de klassenmaatschappij?
Slide 20 - Question ouverte
wat verstaan we onder democratisering
A
alle mensen hebben wat te zeggen
B
steeds meer mensen krijgen wat te zeggen
C
de overheid houdt verkiezingen
D
censuskiesrecht
Slide 21 - Quiz
KERNCONCEPT Democratisering (1)
Het proces van van de machts- en gezagsverhoudingen door een inspraak
en van degenen met
macht.
medezeggenschap
verandering
grotere
minder
Slide 22 - Question de remorquage
Wat is de juiste volgorde?
1
2
3
4
5
DE MACHT VAN DEZE KLEINE GROEP WERD OP DEN DUUR NIET MEER GELEGITIMEERD DOOR HET VOLK.
DOOR ALLERLEI POLITIEKE INSTITUTIES, ZOALS VOLKSVERTEGENWOORDIGING, WERDEN DE BURGERS STEEDS MEER GEREPRESENTEERD
HET VOLK KWAM IN OPSTAND EN WILDE INSPRAAK EN GEREPRESENTEERD WORDEN
IN DE 20STE EEUW KREGEN BURGERS MEER RECHTEN IN HET PROCES VAN DEMOCRATISERING
IN FRANKRIJK, MAAR OOK IN ANDERE LANDEN, WAS ER IN DE 18E EEUW EEN MACHTIGE VORST EN ADEL
Slide 23 - Question de remorquage
Slide 24 - Vidéo
Slide 25 - Vidéo
Wat is het belangrijkste verschil tussen India en Nederland als het gaat om je maatschappelijke positie?