Verschillende lijnen in de zorg

wat gaan we vandaag doen?
1. start nieuwe werkboek pak 8
2.  Uitleg opdracht week 1 

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

wat gaan we vandaag doen?
1. start nieuwe werkboek pak 8
2.  Uitleg opdracht week 1 

Slide 1 - Diapositive

Verschillende lijnen in de zorg.

Slide 2 - Diapositive

Inhoud van deze les.
- uitleg waar ons zorgstelsel voor staat
- uitleg in de verschillende lijnen van zorg 

Slide 3 - Diapositive

Het zorgstelsel in Nederland heeft vier doelen:

1.Het geven van de benodigde zorg voor iedereen die dat nodig heeft.
2.Het borgen van een goede kwaliteit van zorg.
3.De betaalbaarheid van de zorg waarborgen
4. Het voorkomen van ziekten en daarmee zorggebruik.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

0-lijnszorg
Wat is de Nuldelijnszorg?
Nuldelijnszorg is de zorg door mantelzorgers, vrijwilligers en familie. Eén op de vijf mensen geeft in de loop van zijn leven gedurende enige tijd mantelzorg. Dat betekent dat veel patiënten op enig moment mantelzorg geven of ontvangen.

De nulde lijn staat daarnaast ook voor preventie. Het voorlichten en voorkomen van ziektes. 

Slide 6 - Diapositive

-

Slide 7 - Diapositive

1e lijnszorg
De eerste lijn zorg kun je rechtstreeks naartoe, je moet wel zelf om deze zorg vragen. De zorg is algemeen, alle zorgverleners in de eerste lijn zijn algemeen opgeleid en niet gespecialiseerd. 

De zorgverleners in de eerste lijn kunnen je door verwijzen naar een specialist dan kom je in de twee lijn zorg.

Slide 8 - Diapositive

Zorgverleners in de eerste lijn

Huisartsen, tandartsen, apothekers, fysiotherapeuten en thuisverpleging.



Slide 9 - Diapositive

2e lijnszorg
In de tweede lijn werken zorgverleners die gespecialiseerd zijn. Als je zorg wilt krijgen van een specialist moet je daar een verwijzing voor hebben. Hiervoor ga je eerst langs bij een eerste lijns zorgverlener, meestal is dat de huisarts of tandarts 


Slide 10 - Diapositive

Zorgverleners in de tweede lijn 

Alle zorgverleners in het ziekenhuis of specialisten bijvoorbeeld een orthodontist. (het zijn allemaal zorgverleners waar je een verwijzing voor nodig hebt)

Slide 11 - Diapositive

3e lijnszorg
In de derde lijn heb je academische ziekenhuizen en specialistische centra. Of bijvoorbeeld laboratoria die bloed onderzoeken voor een 1e of 2elijnszorgverlener. Het zijn ondersteuners van de tweede lijn zorgverleners.

Slide 12 - Diapositive

VRAGEN????

Slide 13 - Diapositive

Mevrouw Piersma moet haar wond verzorgen dit doet haar dochter. Onder welke zorg valt het
A
Nuldelijns zorg
B
eerste lijns zorg
C
tweede lijns zorgen
D
derdelijns zorg

Slide 14 - Quiz

In het reguliere ziekenhuis kunnen ze niets meer doen aan de verbrijzelde kaak van meneer de Jong na een vechtpartij, hij moet doorverwezen worden naar het UMCG onder welke lijn valt dit?
A
nuldelijns zorg
B
eerste lijns zorg
C
tweede lijns zorg
D
derdelijnszorg

Slide 15 - Quiz

jij belt naar de tandartsassistente voor een afspraak omdat je last hebt van je verstandskies onder welke lijn valt dit?
A
nuldelijnszorg
B
eerstelijnszorg
C
tweedelijnszorg
D
derdelijnszorg

Slide 16 - Quiz

De tandarts kan niets voor je doen omdat je verstandskiezen scheef liggen en verwijst je door naar een kaakchirurg onder welke lijn valt dit?
A
nuldelijnszorg
B
eerstelijnszorg
C
tweedelijnszorg
D
derdelijnszorg

Slide 17 - Quiz

Opdracht 
Opdracht: verschillende soorten gezondheidszorg.



In Nederland hebben we verschillende soorten zorg. Nuldelijnszorg, eerste en tweedelijns zorg. Tijdens deze opdracht ga je uitzoeken
Wat valt er onder welke zorg. ( maak schema en vul in welke lijn bij welke zorg hoort)
Hoe werken de verschillende lijnen samen met elkaar?
Wat is het verschil tussen de 0e,eerste en tweedelijnszorg?
Onder welke vorm valt de tandarts en waarom?
Hoe gaat het met de vergoedingen van de verschillende soorten zorg. ( welke soorten verzekeringen zijn er? Wordt de tandarts altijd vergoed? Leg duidelijk uit wanneer wel/niet).
Werkt dit uit in een verslag van ongeveer 500 woorden hierin moet alles aan bod komen. 






Slide 18 - Diapositive