persoonvorm, onderwerp en ww gezegde

Hoe vind je de persoonsvorm?
Noem twee manieren!
1 / 18
suivant
Slide 1: Question ouverte
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoe vind je de persoonsvorm?
Noem twee manieren!

Slide 1 - Question ouverte

Geef antwoord,
hoe vind ik het onderwerp

Slide 2 - Question ouverte

persoonsvorm?
Wie vliegt er naar de maan?
A
wie
B
maan
C
vliegt
D
de maan

Slide 3 - Quiz

persoonsvorm?
De astronaut maakt een lange reis
A
de astronaut
B
een lange reis
C
reis
D
maakt

Slide 4 - Quiz

onderwerp?
Loïs en Jos zoeken samen informatie.
A
zoeken
B
samen
C
Loïs
D
Loïs en Jos

Slide 5 - Quiz

onderwerp?
Is dat ruimtepak van jou?
A
is
B
dat ruimtepak
C
ruimtepak
D
van jou

Slide 6 - Quiz

onderwerp?
Het ging goed met de lancering.
A
ging
B
het
C
de lancering
D
goed

Slide 7 - Quiz

onderwerp?
Deze vraag is moeilijk.
A
is
B
is moeilijk
C
vraag
D
deze vraag

Slide 8 - Quiz

onderwerp?
Hij loopt op de maan.
A
hij
B
loopt
C
op de maan
D
hij loopt

Slide 9 - Quiz

Vandaag hebben we pizza gegeten.
We =
A
het lijdend voorwerp
B
de persoonsvorm
C
het onderwerp
D
het ww. gezegde

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo

Uitleg werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin!

Hier hoort de persoonsvorm altijd bij!

Ook het woordje te voor een werkwoord hoort erbij.


dus ww gez=  pv + alle andere werkwoorden

Slide 12 - Diapositive

Zoek het ww gezegde:
Gisteren hebben we naar de sterren gekeken.
A
gisteren
B
hebben
C
we
D
hebben gekeken

Slide 13 - Quiz

ww gezegde?
De klas neemt een film op.
A
de klas
B
neemt de film
C
neemt op
D
de klas op

Slide 14 - Quiz

ww gezegde?
Hij is wel erg groot geworden!
A
hij is
B
is groot geworden
C
is geworden
D
erg groot

Slide 15 - Quiz

ww. gezegde
Er kunnen zomaar mensen leven op die planeet.
A
kunnen leven
B
op die planeet
C
kunnen zomaar
D
mensen leven

Slide 16 - Quiz

ww. gezegde
Op aarde kan het, het hele jaar door regenen.
A
kan
B
kan het hele jaar
C
kan regenen
D
door regenen

Slide 17 - Quiz

ww. gezegde
De astronaut loopt de hele tijd te mopperen.
A
loopt te mopperen
B
hij loopt
C
loopt mopperen
D
de hele tijd

Slide 18 - Quiz